Reorganisatie
Uitspraak: Gefaseerde besluitvorming

Uitspraak: Gefaseerde besluitvorming

Kan de ondernemer in redelijkheid een negatief advies van de OR over uitvoeringsbesluiten naast zich neerleggen als de OR eerder positief heeft geadviseerd over de hoofdlijnen van een reorganistie en over gefaseerde besluitvorming? (JAR 2002/276)

Uitspraak Ondernemingskamer: Ja, de nieuwe besluiten passen binnen de eerder genomen besluiten over de reorganisatie. Daarnaast is de ondernemer voldoende toegemoet gekomen aan de bezwaren en argumenten van de OR.

Situatie:

Sinds 1 januari 1999 is de status van de Rijksgebouwendienst gewijzigd in die van een agentschap. Dit houdt onder meer in dat de Rijksgebouwendienst vanaf die datum niet meer beschikt over begrotingsgelden, maar ‘omzetafhankelijk’ is geworden. Dit betekent dat de Rijksgebouwendienst meer klantgericht dient te werken. Dit leidde tot een voorgenomen besluit tot reorganisatie op 31 oktober 2001. Daarnaast zijn een concept-plan van aanpak, een concept-uitgangspuntennotitie en een concept-organisatierapport ter advisering aan de ondernemingsraad gezonden. In het concept-plan van aanpak staat onder meer beschreven op welke momenten tijdens de invoering van de reorganisatie in ieder geval advies zal worden gevraagd. Het concept-reorganisatie-rapport beoogt gedetailleerd inzicht te bieden in de vormgeving van de nieuwe reorganisatie. Bij brief van 30 januari 2002 heeft de ondernemingsraad positief geadviseerd over het voorgenomen besluit tot reorganisatie, waarop de ondernemer diezelfde dag daartoe besloot. Op 12 februari 2002 heeft de bestuurder advies gevraagd over het concept-formatierapport, welk rapport inzicht beoogt te bieden in de aard en inhoud van de afzonderlijke functies in de nieuwe organisatie (met een ‘was/wordt’ lijst). Reeds in het najaar 2001 was afgesproken dat de adviestrajecten over dit rapport en over het concept-organisatierapport parallel zouden lopen. Op 2 april 2002 is de ondernemingsraad uiteindelijk akkoord gegaan met het plan van aanpak. Over het concept-formatierapport en het concept-organisatierapport heeft de ondernemingsraad aangegeven dat deze beide concept-rapporten inconsistent, onvolledig en onvoldoende beargumenteerd zijn. Uiteindelijk heeft de ondernemingsraad over deze concept-rapporten een negatief advies uitgebracht en verzocht deze rapporten in te trekken. De bestuurder heeft dit niet gedaan en de ondernemingsraad is in beroep gegaan. De ondernemingsraad vindt dat er geen inzicht bestaat in de personele gevolgen, de bestuurder afwijkt van het door partijen afgesproken besluitvormingsproces, de besluiten onvoldoende zijn gemotiveerd en geen inzicht geven in de risico’s en maatregelen.

Ondernemingskamer:

In het plan van aanpak is een tijdschema opgenomen waarin het onderwerp adviesaanvraag over het ‘concept-personeelsplan’ is opgenomen. De ondernemingsraad heeft zelf bij zijn positieve advies over de reorganisatie geschreven "De kwantitatieve en kwalitatieve invulling zal aan de orde komen op de geijkte adviesmomenten van het organisatie-, formatierapport en personeelsplan". De ondernemingsraad heeft dus zelf begrepen dat de te nemen besluiten die de personele gevolgen regelen nog ter advisering zullen worden voorgelegd. Voor zover de personele gevolgen reeds in het organisatie- en formatierapport zijn beschreven, is die beschrijving van zo algemene aard dat zij niet vooruitloopt op de daaromtrent te nemen besluiten. Er is dus geen onomkeerbare situatie gecreëerd. Tussen de bestuurder en de ondernemingsraad is een gefaseerde besluitvorming afgesproken. Daarbij staan twee belangen tegenover elkaar. Enerzijds het belang van (vooral) de ondernemer om in het kader van een omvangrijke reorganisatie, na eerst op hoofdlijnen overeenstemming te hebben verkregen, reeds tot gedeeltelijke uitvoering te kunnen overgaan zonder dat over alle onderdelen duidelijkheid bestaat. Anderzijds het belang van (vooral) de ondernemingsraad om wezenlijke invloed op de volledige besluitvorming te kunnen blijven uitoefenen, met inbegrip van de samenhang tussen de verschillende onderdelen daarvan. De bestuurder kan voortborduren op de uitgangspunten zoals neergelegd in het, door de ondernemingsraad van een positief advies voorzien, besluit tot reorganisatie, tenzij zich dusdanige feiten en omstandigheden zouden voordoen dat een wijziging in de plannen noodzakelijk zou zijn. Daarvan is in dit geval niet gebleken. De bestuurder heeft in zijn brief van 30 januari 2002 aangegeven dat hij –alleen dan- zal afwijken van het te volgen proces, indien de omstandigheden daartoe noodzaken. Ook heeft hij de ondernemingsraad verzekerd, dat hij tijdig bij de verdere gang van zaken betrokken zal worden. De nu bestreden besluiten blijven binnen de grenzen van hetgeen tot nu toe is besloten en afgesproken in het kader van het besluit tot reorganisatie. Wijst de verzoeken af.

DATUM UITSPRAAK: 8 augustus 2002
RECHTERLIJK COLLEGE: Ondernemingskamer 
NAAM PARTIJEN: Ondernemingsraad van de Rijksgebouwendienst / De Staat der Nederlanden
VINDPLAATS: JAR 2002/276

Advokatenkollektief Utrecht

Deel dit bericht