Procedure adviesrecht
Uitspraak: Eisen aan verzoekschrift

Uitspraak: Eisen aan verzoekschrift

Aan welke eisen moet een verzoekschrift van de OR aan de Ondernemingskamer voldoen zodat de Ondernemingskamer de zaak inhoudelijk kan beoordelen? (ROR 1999/7)

Uitspraak Ondernemingskamer: Het verzoekschrift van de OR moet duidelijk maken op welke punten het besluit of de totstandkoming van het besluit van de ondernemer kennelijk onredelijk is. Het is niet voldoende dat de OR met vage en algemene stellingen komt. Ook moet het advies betrekking hebben op die zaken waarover de ondernemer advies heeft gevraagd. (art. 25 WOR, art. 26 WOR) 

Situatie: 

De onderneming van Duinwaterbedrijf Zuid-Holland (DZH) bevindt zich in een reorganisatieproces. De reorganisatie is in drie fasen verdeeld. Over de eerste fase "Plan van Aanpak" heeft de Ondernemingsraad in 1996 positief geadviseerd. Na een negatief advies over het besluit in de tweede fase en een ingesteld beroep door de Ondernemingsraad, leidde een overeenkomst tussen DZH en de Ondernemingsraad tot intrekking van het beroep en tot uitvoering van het besluit in de tweede fase. In de derde fase vroeg de ondernemer op 29 juni 1998 advies over de functiestructuur en een integraal huisvestingsplan. Het besluit functiestructuur maakt onderscheid tussen functies die (nagenoeg) niet veranderen, gewijzigde functies en vervallen functies. Het besluit voorziet erin dat de DZH-werknemers volgens de regels van het, met de bonden opgesteld, Sociaal Plan een andere of gewijzigde functies krijgen indien hun huidige functie wijzigt of vervalt of wanneer zij dit willen. Het Sociaal Plan bepaalt verder dat er geen gedwongen ontslagen zullen vallen en niemand er in inkomen op achteruit zal gaan. Op verzoek van de Ondernemingsraad was in de tweede fase al besloten om de hoofden van de in die fase vastgestelde afdelingen te benoemen. 
De Ondernemingsraad adviseerde negatief en ging in beroep tegen het definitieve besluit in de derde fase.

Ondernemingskamer:

Een verzoekschrift met beroep op grond van art. 25 WOR moet duidelijk maken op welke punten (de totstandkoming van) het aangevallen besluit volgens de Ondernemingsraad kennelijk onredelijk is. Dit verzoekschrift voldoet niet aan die eis. De stellingen zijn te vaag en te algemeen. Bovendien worden daarbij allerlei voornemens en besluiten (of het ontbreken daarvan) betrokken die in de gegeven omstandigheden niet adviesplichtig zijn. Zo stelt het verzoekschrift dat niet alle "kaders en richtlijnen" gereed zijn, maar om welke "kaders en richtlijnen" het gaat en waarom deze juist ter gelegenheid van dit besluit gereed zouden moeten zijn en waarom dat zou leiden tot kennelijke onredelijkheid blijft te zeer in het vage. Weliswaar staat het de Ondernemingsraad vrij te adviseren over zaken waarover hem geen advies is gevraagd, uitgangspunt blijft dat een ondernemer zelf beslist waarop zijn voorgenomen besluit betrekking heeft en wat het onderwerp van zijn adviesaanvraag is. De grief dat DZH te weinig heeft besloten treft geen doel. De Ondernemingsraad heeft uitgebreid gebruik gemaakt van een schriftelijke vragenronde. Pas in zijn advies heeft de Ondernemingsraad om nadere informatie gevraagd. Voor het definitieve besluit te nemen heeft DZH het concept-besluit aan de Ondernemingsraad ter bespreking voorgelegd, waarin de door de Ondernemingsraad gevraagde essentiële nieuwe informatie was vermeld, en daarna het concept nog op een aantal punten aangepast. Voorzover de gevraagd informatie geen betrekking had op het bestreden besluit, kon DZH daaraan voorbij gaan. Het ligt verder voor de hand dat DZH bij het vaststellen van de functiestructuur rekening heeft gehouden met het gegeven dat roosterwijzigingen zullen komen. Het gaat te ver te eisen dat daarover tot in detail duidelijkheid moet bestaan. Door middel van zijn instemmingsrecht kan de Ondernemingsraad overigens invloed uitoefenen op (de personele gevolgen van) de voorgenomen roosterwijziging. Ook de klacht dat de Ondernemingsraad, in strijd met art. 24 WOR, onvoldoende bij de voorbereiding van het besluit is betrokken, faalt. Reeds voor de inwerkingtreding van art. 24 lid 1 WOR waren reeds mededelingen over de besluitvorming in voorbereiding gedaan en bovendien was in het stappenplan (besluit tweede fase) reeds afgesproken wanneer en op welke wijze de Ondernemingsraad in de besluitvorming betrokken zou worden. De Ondernemingsraad is niet ontvankelijk in zijn beroep.

DATUM UITSPRAAK: 18 februari 1999 
RECHTERLIJK COLLEGE: Ondernemingskamer
NAAM PARTIJEN: Ondernemingsraad NV Duinwaterbedrijf Zuid-Holland / NV Duinwaterbedrijf Zuid-Holland
VINDPLAATS: JAR 1999/60 en ROR 1999/7

Advokatenkollektief Utrecht

Deel dit bericht