Uitspraak: Eenzijdig wijzigen (volgen opleiding)
Mag de werkgever eenzijdig arbeidsvoorwaarden wijzigen, in het geval geen instemming van de OR is gevraagd? (ROR 2000/22)
Uitspraak Kantonrechter: Nee, er zijn diverse argumenten waardoor duidelijk wordt dat de ondernemer zich niet in redelijkheid kon beroepen op het eenzijdig wijzigingsbeding. Het ontbreken van de instemming van de OR is een van die redenen.
Situatie:
X is met ingang van 1 oktober 1999 in dienst van Scoot gaan werken in de functie van teamleider call center op basis van een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor de duur van een jaar. Op de arbeidsovereenkomst is mede van toepassing een Algemeen Reglement, dat onder andere een studiekostenregeling bevat voor financiële tegemoetkoming indien de werknemer op eigen initiatief een opleiding volgt. De regeling is niet van toepassing in geval van om- en bijscholing welke in opdracht van de werkgever moet worden gevolgd. Half 1999 heeft Scoot een reorganisatiebesluit genomen, waarover niet met een medezeggenschapsorgaan is overlegd. Pas kort geleden is een ondernemingsraad ingesteld. Pas toen X al in dienst was kreeg zij kennis van de reorganisatiebesluiten en de gevolgen daarvan voor haar positie. Bij brief van 27 januari 2000 schreef Scoot aan X dat met het oog op de verzwaarde eisen die aan teamleiders in het kader van de reorganisatie zouden worden gesteld, een dure opleiding voor hen noodzakelijk werd geacht. Er was daartoe een ‘afwijkende regeling samengesteld’ die inhield dat van de deelnemer een bijdrage werd gevraagd voor het geval de arbeidsovereenkomst binnen een jaar na afronding van de opleiding zou eindigen. X heeft niet een exemplaar van de ‘regeling’ voor akkoord getekend.
Zij gaf te kennen dat er een heel aantal redenen was die de regeling voor haar niet reëel maakten, zoals dienstverband van slechts 1 jaar tot 1 oktober 2000 en gebrek aan financiële middelen. Zij heeft daarbij wel benadrukt dat zij graag de opleiding wil volgen en bij Scoot wil blijven werken. Scoot heeft haar daarop verplicht te kiezen voor het tekenen voor akkoord van de regeling of niet verder als teamleider, maar in een lagere functie, te werken. Toen X de keus niet maakte is de training zonder haar van start gegaan, is zij in een lagere functie geplaatst en is haar meegedeeld dat haar dienstverband niet zou worden verlengd. X vordert in dit geding toelating tot haar werk als teamleider en tot de inmiddels gestarte training.
Kantonrechter:
Ten tijde van indiensttreding van X, toen de reorganisatieplannen al bekend waren, heeft Scoot met haar geen afspraak gemaakt over de training en de opleidingskosten. Dit maakt dat Scoot zich alleen in een zeer uitzonderlijke situatie op uit de reorganisatie voortvloeiende gewijzigde omstandigheden kan beroepen. Vaststaat dat de invoering van een financieel terugbetalingsrisico voor de in opdracht van Scoot te scholen werknemers afwijkt van de bij Scoot geldende studiekostenregeling. Die kent alleen beperkte terugbetalingsverplichtingen voor kosten die gemaakt worden voor scholing op eigen initiatief. De na het reorganisatiebesluit geïnstalleerde OR heeft, klaarblijkelijk, niet ingestemd met wijziging van de instemmingsplichtige scholingsregeling. Het ontbreken van de instemming van de OR doet vermoeden dat Scoot zich niet in algemene zin kan beroepen op een zodanig zwaarwegend belang dat individuele belangen daarvoor moeten wijken. Gezien de omstandigheden en gelet op het feit dat X in tijdelijke dienst is en de opleiding vooral in het belang van werkgeefster is, kan het besluit om de kosten voor de opleiding voor een gedeelte bij X te leggen, niet door de beugel. Het belang van Scoot dat de werknemers bijdragen aan de opleiding weegt niet op tegen de bezwaren daartegen van X. Scoot kan tegenover X in redelijkheid inzake de studiekosten geen beroep doen op een eenzijdig wijzigingsbeding. X is bovendien op de valreep voor de reorganisatie geworven zonder enige waarschuwing op dit punt. Ook overschrijdt de duur van de terugbetalingsregeling de duur van de arbeidsovereenkomst van een jaar. X heeft belang bij voortzetting van haar functie van teamleider, zodat Scoot wordt bevolen haar weer als zodanig te werk te stellen. Als de training onontbeerlijk is voor het goed functioneren als teamleider tot 1 oktober 2000, dan moet Scoot als goed werkgever X de training laten volgen zonder enige terugbetalingsverplichting.
DATUM UITSPRAAK: 20 april 2000
RECHTERLIJK COLLEGE: Kantongerecht Utrecht
NAAM PARTIJEN: X / Scoot Nederland VOF, Quod Bonum BV, Freepages Europe BV
VINDPLAATS: ROR 2000/22; JAR 2000/130
Advokatenkollektief Utrecht