Arbeidsvoorwaarden
Uitspraak: Eenzijdig wijzigen (leaseautoregeling)

Uitspraak: Eenzijdig wijzigen (leaseautoregeling)

Heeft de werkgever een zwaarwichtig bedrijfsbelang in de zin van artikel 7:613 BW om de eenzijdige wijziging van arbeidsvoorwaarden betreffende de leaseauto’s te rechtvaardigen? (JAR 2005/139)

Uitspraak Kantonrechter Amersfoort: Nee, de door de werkgever aangevoerde argumenten leiden niet tot die conclusie.

Situatie:

Bij Raet is er een geschil ontstaan over een eenzijdige wijziging van de leaseautoregeling, onderdeel van de Bedrijfsregeling Arbeidsvoorwaarden Raet. Naast het bepaalde in de individuele arbeidsovereenkomst met haar werknemers gelden de arbeidsvoorwaarden van de Bedrijfsregeling Arbeidsvoorwaarden RAET. In de bedrijfsregeling is opgenomen dat een bedrijfsauto ter beschikking kan worden gesteld indien voldaan is aan de toekenningsvoorwaarden, zoals opgenomen in de bedrijfsregeling. In de regeling staat dat “functiewijzigingen waarbij het voldoen aan de toekenningsvoorwaarden niet in het geding is, hebben in het algemeen geen wijziging bedrijfsauto tot gevolg tot het moment dat het leasecontract voor de desbetreffende bedrijfsauto eindigt, tenzij de werkgever anders beslist”. De regeling eindigt met de bepaling dat de bedrijfsautoregeling een bedrijfsregeling is en de werkgever derhalve de regeling eenzijdig kan wijzigen of laten vervallen. Voor een dergelijke wijziging of intrekking gelden de overlegprocedures zoals vastgesteld met de COR of OR. De deelnemers worden bij wijziging of intrekking van de regeling hiervan tijdig schriftelijk in kennis gesteld.

Op 10 november 2003 doet de bestuurder een voorstel met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden 2004, waaronder een wijziging van de bedrijfsautoregeling. De directie heeft besloten om de toewijzingscriteria met name vanuit functioneel oogpunt te herzien. Volgens de OR betekent dit voor een groot aantal werknemers een achteruitgang in de arbeidsvoorwaarden. Raet stelt zich op het standpunt dat de leaseauto altijd als aparte vergoeding is toegekend met de uitdrukkelijke bepaling dat leaseauto’s, onkostenvergoeding en telefoon door de directie kunnen worden aangepast als de functies of marktomstandigheden dit vereisen. De bonden menen dat Raet in de praktijk geen van de toewijzingscriteria in acht heeft genomen bij de toekenning van bedrijfsauto’s, maar heeft gebruikt als een instrument om personeel te werven. Het kan dus worden gezien als een arbeidsvoorwaarde. Wat door Raet ook met regelmaat in brieven is bevestigd. De bonden menen dat geenszins is gebleken dat Raet een zwaarwichtig bedrijfsbelang heeft in de zin van artikel 7:613 BW om de eenzijdige wijziging te rechtvaardigen en vorderen de eenzijdige wijziging ongedaan te maken.

Kantonrechter:

Het betoog van Raet dat er geen sprake zou zijn van eenzijdige wijziging faalt. Uit de wijze waarop Raet zich in het verleden met betrekking tot de bedrijfsauto’s heeft geuit, blijkt dat Raet zelf de bedrijfsauto’s ook rekende tot de arbeidsvoorwaarden en kennelijk van zo groot belang achtte dat zij daarover in overleg met de OR wenste te treden. Het kunnen beschikken over een auto is derhalve als een arbeidsvoorwaarde aan te merken. Het niet langer ter beschikking stellen van leaseauto’s zal voor de werknemers een grote financiële aderlating betekenen. Daarbij acht de kantonrechter het minder van betekenis of de arbeidsvoorwaarde als primaire of als secundaire arbeidsvoorwaarde wordt aangemerkt.

Een eenzijdige wijziging van arbeidsvoorwaarden als bedoeld in artikel 7:613 kan slechts aan de orde zijn indien Raet bij de wijziging een zodanig zwaarwichtig belang heeft dat de belangen van de werknemers die door de wijziging worden geschaad daarvoor naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken. De kantonrechter is van oordeel dat de door Raet aangevoerde argumenten niet tot die conclusie leiden. Raet heeft niet weersproken dat zij behoorlijke winst heeft gemaakt en Raet heeft ontkend dat bezuinigingsaspecten doorslaggevend zijn voor het besluit. Verder is er geen enkele concrete aanleiding om te veronderstellen dat de werkgelegenheid daadwerkelijk in het geding zou zijn gesteld. Onder omstandigheden zou bij een belangenafweging voorts van betekenis kunnen zijn dat de OR ingestemd heeft met een (voorgenomen) wijziging van de arbeidsvoorwaarde, wat in deze zaak niet het geval is.

De kantonrechter wijst de vordering toe.

DATUM UITSPRAAK: 27 april 2005
RECHTERLIJK COLLEGE: Kantongerecht Amersfoort
NAAM PARTIJEN: FNV Bondgenoten en CNV Bondgenoten / Raet BV
VINDPLAATS: JAR 2005/139

Advokatenkollektief Utrecht

Deel dit bericht