Ondernemingsovereenkomst
Uitspraak: Eenzijdig opzeggen convenant (2)

Uitspraak: Eenzijdig opzeggen convenant (2)

Kan de ondernemer een voor onbepaalde tijd gesloten overeenkomst met de OR, binnen een redelijke termijn opzeggen? (Niet gepubliceerd, 3 november 2006)

Uitspraak Gerechtshof Den Haag: Nee, de kantonrechter hanteert een onjuist uitgangspunt; in elk concreet geval zal gekeken moeten worden naar de “redelijkheid en billijkheid en de omstandigheden van het geval”. 

Situatie:

In 1997 hebben partijen een convenant gesloten. Daarin staan nadere afspraken over aanvullende aan de OR toegekende bevoegdheden, de faciliteiten voor de OR en de onderwerpen voor de overlegvergadering tussen partijen. Het convenant kent geen looptijd, zodat sprake is van een convenant voor onbepaalde tijd. In maart 2005 heeft de ondernemer laten weten te willen praten over het convenant. Op 12 april 2005 heeft hij de OR bericht het convenant per 1 januari 2006 op te zeggen. De OR heeft de kantonrechter een verklaring voor recht verzocht, na eerst het geschil aan de Bedrijfscommissie te hebben voorgelegd, dat de opzegging van het convenant nietig is en dat de ondernemer ook na 1 januari 2006 uitvoering aan het convenant moet geven. De kantonrechter heeft deze verzoeken bij beschikking van 28 december 2005 afgewezen. De OR is in hoger beroep gekomen van deze beschikking.

Gerechtshof:

De kantonrechter heeft tot uitgangspunt genomen dat een voor onbepaalde tijd gesloten overeenkomst kan worden opgezegd met inachtneming van een redelijke termijn, zij het dat in sommige gevallen een voldoende zwaarwegende grond voor opzegging moet bestaan. Dit uitgangspunt is onjuist (zie uitspraak Hoge Raad van 3 december 1999, NJ 2000 120). Of een opzegging in een concreet geval het beoogde rechtsgevolg heeft gehad, zal beantwoord moeten worden aan de hand van de redelijkheid en billijkheid en door de omstandigheden van het geval. De aard van de overeenkomst en bijzondere omstandigheden kunnen daarbij een rol spelen.

Het convenant betreft de volgende onderwerpen: het verlenen aan de OR van extra advies- en instemmingsbevoegdheden, het verlenen van faciliteiten aan de OR en het nader regelen van het overleg tussen partijen. De uitvoering van het convenant brengt met zich dat de ondernemer de OR informeert, de ondernemer de OR consulteert, de ondernemer met de OR overleg voert, de OR de ondernemer adviseert en de OR aan de ondernemer kennis geeft van instemming. Het zou, gegeven de Inhoud van de werkzaamheden die uitvoering van het convenant met zich brengen, in strijd met voormelde aard van het convenant zijn ais de ondernemer het convenant zonder enig voorafgaand overleg met de OR zou kunnen opzeggen. De ondernemer heeft voorafgaande aan de opzegging geen overleg met de OR gevoerd. Reeds daarom heeft de opzegging van het convenant tegen 1 januari 2006 niet het beoogde rechtsgevolg gehad. Uit het bovenstaande volgt dat de grieven gegrond zijn en de bestreden beschikking moet worden vernietigd. Grief III is gericht tegen de kostenveroordeling van de OR. Aangezien art 22a WOR bepaalt dat in rechtsgedingen tussen de ondernemer en de OR laatstgenoemde niet in de proceskosten kan worden veroordeeld, is ook deze grief gegrond.

Indien er zwaarwichtige redenen zijn die nopen tot aanpassing van het convenant, zal de ondernemer daarover overleg met de OR moeten voeren. In dat overleg zullen partijen zich redelijk jegens elkaar moeten opstellen. Alleen indien de OR zich ter zake van redelijke voorstellen onredelijk opstelt, zal de ondernemer het convenant met inachtneming van een redelijke termijn geheel of gedeeltelijk kunnen opzeggen. De verzoeken van de OR in hoger beroep zijn toewijsbaar.

Het Hof vernietigt de beschikking van de kantonrechter en verklaart voor recht dat eenzijdige opzegging door de ondernemer van het convenant zonder voorafgaand reëel overleg met de OR in strijd is met art 32 WOR, met de inhoud van het convenant, de redelijkheid en billijkheid en daardoor nietig is. Het Hof bepaalt dat de ondernemer ook na 1 januari 2006 uitvoering moet geven aan het convenant.

DATUM UITSPRAAK: 3 november 2006
RECHTERLIJK COLLEGE: Gerechtshof Den Haag
NAAM PARTIJEN: OR Gemeente Leiden / Gemeente Leiden
VINDPLAATS: Ng

Advokatenkollektief Utrecht

Deel dit bericht