Medezeggenschapstructuur
Uitspraak: Eenzijdig opheffen COR

Uitspraak: Eenzijdig opheffen COR

Mag een besluit tot opheffing van de COR eenzijdig door de Raad van Bestuur worden genomen? (12-11-2001 niet gepubl.)

Uitspraak President Rechtbank Utrecht: Nee, het COR-reglement moet aangemerkt worden als een ondernemingsovereenkomst, waarbij aan de Raad van Bestuur niet de bevoegdheid toekomt eenzijdig tot opheffing te besluiten. 
 

Situatie: 

Met uitzondering van de Stichting ASVZ Groep hebben alle ASVZ Stichtingen een eigen raad van Bestuur en een eigen Raad van Toezicht. De Raad van Bestuur van de Stichting ASVZ Groep is samengesteld uit vertegenwoordigers van de andere zes Raden van Bestuur. Bij alle ASVZ Stichtingen is een OR ingesteld, behalve bij Ondersteuning en Advisering, waarbij geen werknemers in dienst zijn. Bij de ASVZ Van Koetsveld-Stichting bestaan na de fusie nog twee afzonderlijke ondernemingsraden. In een gezamenlijke vergadering van de Raad van Bestuur van ASVZ Groep en alle ondernemingsraden is op 14 april 1998 de COR ASVZ ingesteld en is het reglement COR ASVZ vastgesteld. In het reglement wordt onder meer verwezen naar de WOR. Het reglement COR ASVZ is op 29 mei 1998 door de betreffende bedrijfscommissie geregistreerd. 

Bij brief van 14 mei 2001 aan de voorzitter van de COR ASVZ heeft de Raad van Bestuur van de ASVZ Groep meegedeeld dat die middag unaniem was besloten de COR ASVZ met onmiddellijke ingang op te heffen. De Bedrijfscommissie Zorg heeft, op verzoek van de COR, partijen geadviseerd gezamenlijk een werkgroep in te stellen die een onderzoek gaat verrichten naar de medezeggenschapsstructuur die zij op dat moment en in de toekomst gewenst achten. In kort geding vorderde de COR ASVZ c.s. dat de Raad van Bestuur van ASVZ Groep schriftelijk moet berichten dat het voortbestaan van de COR ASVZ wordt geaccepteerd en dat zijn bevoegdheden en rechten, waaronder ook de faciliteiten, worden erkend. Tijdens de behandeling van het kort geding op 14 augustus 2001 is mediation aangeboden en geaccepteerd. De mediation heeft echter niet tot overeenstemming geleid.

President Rechtbank Utrecht: 

In het midden kan blijven of in dit geval op grond van art. 33 lid 3 WOR een verplichting tot het instellen van een COR bestond, nu aangenomen moet worden dat de betrokken partijen destijds hebben beoogd een COR als bedoeld in de WOR op te richten. Daarop wijzen de naam, de notulen van de vergadering van 14 mei 1998, de verwijzingen in het vastgestelde COR reglement naar de WOR en de onderwerpen die in het reglement zijn geregeld. Anders dan ASVZ Groep c.s. menen, zijn bij het besluit tot oprichting (en opheffing) van de COR niet alleen de algemene vennootschappelijke regels van toepassing, maar ook de bepalingen van de WOR. ASVZ Groep c.s. hebben zelf bij brief van 27 juli 2001 aan de Bedrijfscommissie Zorg geschreven dat de Raad van bestuur "in gezamenlijk overleg met de ondernemingsraden van de afzonderlijke stichtingen" op 14 april 1998 tot de instelling van de COR ASVZ heeft besloten en dat daarbij door betrokken het reglement is vastgesteld. Het reglement moet daarom aangemerkt worden als een ondernemingsovereenkomst in de zin van art. 32 lid 2 WOR. Deze overeenkomst is ook aan de bedrijfscommissie toegezonden. 

De Raad van Bestuur kwam dus niet de bevoegdheid toe eenzijdig tot opheffing van de COR ASVZ te besluiten. Ook los van de bepalingen van de WOR had de Raad van Bestuur, gelet op de afspraken die in overleg tussen de Raad van Bestuur en de ondernemingsraden zijn tot stand gekomen, in redelijkheid niet eenzijdig tot het opheffingsbesluit kunnen komen. De Raad van Bestuur zou hebben gehandeld in strijd met hetgeen op grond van art. 2:8 BW naar eisen van redelijkheid en billijkheid van hem kon worden gevorderd. Gelet op lid 2 van dat wetsartikel zou dan de uit het besluit voortvloeiende opheffing van de COR ASVZ buiten toepassing moeten blijven. De COR ASVZ is dus niet opgeheven door het besluit van 14 mei 2001 van de Raad van Bestuur. Wijst de vordering toe. 

DATUM UITSPRAAK: 12 november 2001
RECHTERLIJK COLLEGE: President Rechtbank Utrecht (kort geding). 
NAAM PARTIJEN: 1. Centrale Ondernemingsraad van de ASVZ, 2. OR Stichting ASVZ Provincie Noord-Holland, 3. OR voormalige Stichting ASVZ provincie Overijssel, 4. OR voormalige van Koetsveld-Stichting / 1. Stg. ASVZ Groep, 2. ASVZ Van Koetsveld-Stichting, 3. Stg. ASVZ provincie Noord-Holland, 4. Stg. AVZ Utrecht, 5. Stg. ASVZ Zuid-West, 6. Stg. Bestuur en Toezicht Triade en 7. Ondersteuning en Advisering aan organisaties in de Zorgsector ASVZOndernemingsraad / 
VINDPLAATS: niet gepubliceerd

Advokatenkollektief Utrecht

Deel dit bericht