Beloning en functiewaardering
Uitspraak: Drempel in bonusregeling

Uitspraak: Drempel in bonusregeling

Is sprake van ongeoorloofd onderscheid tussen voltijders en parttimers bij de bepaling van de hoogte van de bonus door de drempel niet evenredig toe te passen? (Rechtspraak voor Medezeggenschap 2007 afl. 12 blz. 13 e.v.)

Uitspraak CGB: Ja, hoewel de werkgever een legitiem doel heeft, omdat het beantwoordt aan een werkelijke behoefte van de ondernemer en niet discriminerend is, heeft de bonusregeling voor deeltijders geleid tot benadeling van deeltijders en hierdoor is onderscheid op grond van arbeidsduur ontstaan.

Situatie:

De ondernemer verkoopt software en biedt bijbehorende consultancydiensten aan. Per 1 januari 2006 heeft hij een nieuw bonusplan. Bovenop het basissalaris komen werknemers volgens dit plan in aanmerking voor variabel salaris, bestaande uit de bonus. De hoogte daarvan wordt o.m. bepaald door het aantal factuurabele uren. Er geldt geen maximum voor het aantal factuurabele uren per kwartaal. Er is een drempel waarbij bonusuren gaan tellen. Voor deeltijders geldt dat deze drempel is verlaagd t.o.v. voltijders met 50% van het percentage dat zij minder dan 100% werken. Indien een deeltijder 80% werkt, wordt zijn drempel met 10% verlaagd, zodat deze 90% bedraagt van de drempel van een voltijder. De OR heeft ingestemd met het bonusplan. De ondernemer is met de OR bezig met een evaluatie van de bonusregeling. Hij wil de looptijd van de bonusregeling verlengen. Er is echter een meningsverschil ontstaan over de rechtsgeldigheid van het onderdeel van het bonusplan voor deeltijders. De ondernemer legt de regeling daarom aan de Commissie voor om haar oordeel als bindend advies over te nemen.

Commissie Gelijke Behandeling:

Ter beoordeling ligt de vraag voor of er sprake is van verboden onderscheid o.g.v. arbeidsduur. Art 7:648, 1e lid, BW bepaalt dat de werkgever geen onderscheid mag maken tussen werknemers op grond van een verschil in de voorwaarden waaronder een arbeidsovereenkomst wordt aangegaan, voortgezet dan wel opgezegd, tenzij een dergelijk onderscheid objectief gerechtvaardigd is. Bij beantwoording van de vraag of sprake is van onderscheid naar arbeidsduur moet eerst worden onderzocht of sprake is van benadeling op grond van arbeidsduur. Zo ja, dan moet worden bekeken of het onderscheid objectief is gerechtvaardigd.

De Commissie is van oordeel dat de bonus, door de ondernemer gekwalificeerd als variabel salaris, moet worden aangemerkt als beloningselement. De bonus moet dus worden gerelateerd aan de arbeidsduur. De bonusregeling voor deeltijders betreft een minder dan evenredige verlaging van de drempel, waardoor deeltijders met een relatief hogere drempel te maken hebben dan voltijders. De ondernemer heeft aangevoerd dat een recht evenredige verlaging van de drempel zou leiden tot bonusuitkeringen aan deeltijders die relatief hoger zijn dan die aan voltijders, omdat deeltijders meer tijd zouden hebben om extra factuurabele uren te maken. Hij tracht met de verlaging van de drempel een pro rata gelijke beloning van deeltijders en voltijders te bereiken. Daarmee wordt voorkomen dat voltijders er voor zouden kiezen om in deeltijd te gaan werken, waarbij zij bij een feitelijk gelijkblijvend aantal factuurabele uren een hogere beloning ontvangen. Hij heeft voorts aangevoerd dat de hoogte van het bedrag dat een werknemer aan bonus verdient door diverse factoren wordt bepaald zoals het project waaraan hij werkt en zijn kennis, die niet samenhangen met arbeidsduur.

Ervan uitgaande dat deze factoren even sterk van invloed zijn op de hoogte van de bonusuitkering van deeltijders en voltijders, zal de Commissie bezien of de bonusregeling heeft geleid tot een voor voltijders en deeltijders (pro rata) gelijk beloningsresultaat.

In zijn algemeenheid geldt dat een minder dan rechtevenredige aanspraak op een beloningselement zal leiden tot een benadeling van deeltijders. De relatief hogere drempel voor deeltijders zal dus in zijn algemeenheid leiden tot benadeling van deeltijders. Uit de door de ondernemer overgelegde cijfers kan worden afgeleid, dat de minder dan rechtevenredige verlaging van het drempelpercentage voor deeltijders gemiddeld genomen heeft geleid tot een relatief lagere bonusbeloning van deeltijders in vergelijking tot voltijders. De Commissie concludeert dat de bonusregeling m.b.t. deeltijders heeft geleid tot benadeling van deeltijders. Hierdoor is onderscheid op grond van arbeidsduur ontstaan.

Ingevolge art 7:648, 1e lid, BW kan dit onderscheid onder omstandigheden zijn gerechtvaardigd. In dat geval moeten feiten worden aangedragen ter onderbouwing hiervan. Of sprake is van een objectieve rechtvaardiging moet worden nagegaan aan de hand van beoordeling van het doel van het onderscheid en het middel dat ter bereiking daarvan is ingezet. Het doel moet legitiem zijn (dus voldoende zwaarwegend of beantwoorden aan een werkelijke behoefte en geen discriminerend oogmerk). Het middel dat wordt gehanteerd moet passend en noodzakelijk zijn. Een middel is passend indien het geschikt is om het doel te bereiken. Het is noodzakelijk indien het doel niet kan worden bereikt met een middel dat niet leidt tot onderscheid, althans minder bezwaarlijk is, en het middel in evenredige verhouding staat tot het doel. Pas als aan al deze voorwaarden is voldaan, levert het onderscheid geen strijd op met art 7:648, 1e lid, BW.

Het doel van de onderhavige regeling is het voorkomen dat een voor deeltijders gunstigere regeling ontstaat dan voor voltijders. De ondernemer heeft gesteld dat met de regeling wordt voorkomen dat werken in deeltijd aantrekkelijker wordt dan voltijds werken. De Commissie oordeelt dat dit doel beantwoordt aan een werkelijke behoefte van de ondernemer en niet discriminerend is. Dus is sprake van een legitiem doel. De Commissie oordeelt daarom dat het middel geschikt is om het doel te bereiken. De ondernemer heeft gesteld dat de hoogte van de bonusuitkering door diverse factoren wordt bepaald. De door hem verstrekte gegevens geven geen aanleiding te veronderstellen dat bij een rechtevenredige verlaging van de drempel alleen daarom een voor deeltijders gunstigere regeling zou ontstaan. Hiermee is derhalve een alternatief gegeven waarmee geen onderscheid naar arbeidsduur wordt gemaakt. De Commissie acht het onderscheid op grond van arbeidsduur niet objectief.

DATUM: 10 mei 2007
NAAM PARTIJEN: Verzoeker (oordeel omtrent eigen handelen)
VINDPLAATS: Rechtspraak voor Medezeggenschap 2007 afl. 12 blz. 13 e.v.

Advokatenkollektief Utrecht

Deel dit bericht