Uitspraak: Bovenwettelijk adviesrecht
Is het bovenwettelijk toegekende adviesrecht van de OR in het verkoopproces van de aandelen alleen bedoeld voor de eerste fase in dit proces en uitsluitend met toepassing van het veilingmodel? (Ng, 10 juli 2006)
Uitspraak Kantonrechter Arnhem: Nee, nu de gemeente het verkoopproces opnieuw is begonnen en uit het convenant niet blijkt dat deze niet van toepassing is als het veilingmodel wordt verlaten, zal zij zich aan het aan de OR bovenwettelijk toegekende adviesrecht moeten houden.
Situatie:
De gemeente is 100 % aandeelhoudster van Novio NV, die vervoerbedrijven exploiteert waaronder de twee ondernemers. Door het voornemen van de gemeente om haar aandelen Novio NV te verkopen, heeft zij met beide OR'en een medezeggenschapsconvenant (de convenanten) gesloten. Zij heeft op grond van het zogenaamde veilingmodel 6 kandidaten (die op de longlist zijn geplaatst) geselecteerd om mee te onderhandelen. In de volgende fase van het verkoopproces bleven 3 kandidaten over die op de shortlist werden geplaatst. Twee van hen hebben bindende biedingen gedaan, waarop de gemeente c.s. met HTM heeft dooronderhandeld. Doch HTM trok zich terug. Kandidaten van de longlist werden uitgenodigd een hernieuwde bieding te doen. De gemeente c.s. is op basis van deze biedingen verder gaan onderhandelen met Arriva en Connexxion. Hierover heeft zij geen advies gevraagd aan de OR'en.
De OR'en vorderen: (a) overhandiging van alle correspondentie vanaf 1 januari 2006 van de gemeente c.s. met geïnteresseerden in het verkoopproces, omdat zij niet heeft voldaan aan haar informatieplicht uit de convenanten (niet alle informatie is verstrekt die noodzakelijk is voor uitoefening van de adviesrechten); (b) deels te worden ontheven van het geheimhoudingsbeding in de convenanten en (c) de gemeente c.s. te gebieden aan hen advies te vragen terzake het besluit tot beëindiging van het veilingmodel en de keuze om met 2 partijen verder te onderhandelen.
Kantonrechter:
Moet de gemeente c.s. krachtens artikel 3.1 sub a van de convenanten over de keuze voor Arriva en Connexxion als onderhandelingspartners advies vragen aan de OR'en? Volgens haar is dit niet het geval, omdat zij deze keuze niet heeft gemaakt in de eerste selectieronde. De kandidaten waren al eerder geselecteerd voor de longlist. Dit verweer faalt. Vast staat immers dat de gemeente c.s. na het afhaken van HTM opnieuw de markt heeft benaderd over verkoop van de aandelen. Dit betekent dat zij toen het verkoopproces opnieuw is begonnen. Zij heeft vervolgens opnieuw een eerste selectie gemaakt door aan de hand van nieuwe biedingen voor Arriva en Connexxion te kiezen.
Voorts stelt de gemeente c.s. dat artikel 3.1 sub a van de convenanten niet langer van toepassing is, omdat het veilingmodel is verlaten. Volgens haar zijn de in de convenanten overeengekomen adviesmomenten uitsluitend bedoeld voor toepassing van het veilingmodel. Ook dit verweer faalt. Uit de convenanten blijkt niet dat die bedoeld waren slechts werking te hebben voor het geval de verkoop aan de hand van een bepaald model zou geschieden. Er kan zeker niet worden gezegd dat de convenanten blijkens de bewoordingen uitsluitend een regeling geven over medezeggenschap als de verkoop volgens het veilingmodel verloopt. Dat beide partijen ten tijde van het sluiten van het convenant ervan uit gingen dat de verkoop zou plaatsvinden door middel van het veilingmodel, betekent nog niet dat zij uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben begrepen en mochten begrijpen dat de convenanten van toepassing zijn wanneer precies volgens het beoogde veilingmodel zou worden gewerkt. Voorts blijkt uit het verslag van de overlegvergadering van 10 maart 2006 (dus nadat HTM was afgehaakt) dat door de gemeente c.s. is verklaard dat als er aan een nieuwe shortlist wordt gewerkt, de OR'en opnieuw advies zal worden gevraagd. Verder staat in dat verslag dat mogelijk zal worden voorgesteld de veiling te beëindigen en de verkoop eventueel door een onderhandse verkoop te vervolgen. Na de opmerking van de OR'en dat dit haaks staat op de opmerking dat over samenstelling van een nieuwe shortlist opnieuw advies zal worden gevraagd, heeft men toen aangegeven dat dit niet juist is en dat in de convenanten afspraken zijn gemaakt over de adviestrajecten die nog steeds van kracht zijn. Kennelijk was men toen ook zelf van mening dat in geval van beëindiging van het veilingmodel de afspraken over adviestrajecten onverkort van kracht zouden blijven. Zo hebben de OR'en dat toen ook mogen begrijpen. Het thans door de gemeente c.s. ingenomen standpunt verdraagt zich daarmee niet. Daarbij komt dat zij niet duidelijk heeft kunnen maken waarin de opnieuw gestarte verkoopprocedure wezenlijk verschilt van de eerste. De gemeente c.s. heeft de OR-en in het kader van de voorgenomen verkoop nu eenmaal een bovenwettelijk adviesmoment toegekend en daaraan zal zij zich moeten houden.
Als verweer beroept de gemeente c.s. zich er ook op dat het verkoopproces onder tijdsdruk staat, omdat door gewijzigde regelgeving verkoop van de aandelen uiterlijk 31 december 2006 afgerond moet zijn om verlenging van de concessie KAN-Zuid tot 31 december 2009 mogelijk te maken. Zij stelt belang te hebben bij verlenging van deze concessie omdat Connexxion een werkgelegenheidsgarantie heeft gegeven tot aan het einde van de looptijd van de concessie KAN-Zuid. Ook dit verweer faalt. In de notulen van hiervoor bedoelde overlegvergadering staat dat de gemeente tot verbazing van de OR'en heeft besloten het verkoopproces 2 maanden stil te leggen. De gemeente c.s. heeft de tijdsdruk zelf in de hand gewerkt, terwijl het haar duidelijk zal zijn geweest dat en welk belang zij had bij verkoop voor 31 december 2006. Dat mede in aanmerking genomen is het enkele feit van tijdsdruk onvoldoende om de gemeente c.s. niet langer gebonden te achten aan artikel 3.1 sub a van de convenanten. Feiten en omstandigheden die maken dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de OR'en de gemeente c.s. in de gegeven omstandigheden aan deze bepaling houden, zijn onvoldoende gesteld of gebleken.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering sub c wordt toegewezen voor zover die ziet op advies over het besluit tot dooronderhandelen met Arriva en Connexxion. Derhalve zijn de convenanten onverkort van toepassing en gelden ook de daarin opgenomen bepalingen over informatieverstrekking, hetgeen betekent dat de vordering onder a in beginsel toewijsbaar is. De gemeente c.s. zal dus de informatie moeten verstrekken die nodig is voor advisering over haar besluit alleen met Arriva en Connexxion door te onderhandelen, overeenkomstig hetgeen in de convenanten is bepaald. Het voorgaande brengt ook mee dat het geheimhoudingsbeding in de convenanten van kracht blijft. Niet wordt ingezien waarom de gemeente c.s. de OR-en daaraan niet mag houden. Een rechtsgrond daarvoor hebben de OR'en ook niet gesteld. De vordering sub b wordt dus afgewezen.
UITSPRAAK: 10 juli 2006
RECHTERLIJK COLLEGE: Rechtbank Arnhem
NAAM PARTIJEN: OR Novio techniek BV en OR Novio Express BV / Gemeente Nijmegen, Novio techniek BV en Novio Express BV, gevoegde partij: OR Novio NV
VINDPLAATS: Niet gepubliceerd
Advokatenkollektief Utrecht