Uitspraak: Bonusregeling (3)
Is de bonusregeling van individuele strekking, een primaire arbeidsvoorwaarde en sowieso niet onder te brengen onder de limitatieve opsomming van artikel 27 lid 1 WOR? (Ng 23 mei 2006)
Uitspraak Gerechtshof Den Bosch: nee, het betreft een meetsysteem in algemene zin, een dergelijk beloningssysteem behoeft de instemming van de OR en bovendien is de inhoud van een besluit en niet de naam bepalend voor het bereik van artikel 27 lid 1 WOR.
Situatie:
Begin 2005 was de ondernemer van plan de bestaande bonusregeling te wijzigen. Deze betreft ongeveer 80 leidinggevenden die beloond worden volgens salarisschaal 92 t/m 94. Op hun arbeidsovereenkomsten is geen CAO van toepassing. Naast een vast salaris genieten zij jaarlijks een variabele bonus, waarvan de hoogte afhankelijk is van vooraf kenbaar gemaakte factoren en bepaalde doelstellingen. De OR vindt dat onder meer (deze wijziging van) het bonusplan zijn instemming behoeft op grond van art 27 lid 1 sub c WOR. Hij wijst er op dat het geen primaire arbeidsvoorwaarde is en de bonusregeling niet is opgenomen in een CAO en bovendien (naast de hoogte van de beloning ook) een berekeningsmethodiek inhoudt. Omdat de OR niet kan instemmen met het bonusplan heeft hij ex art 27 lid 5 WOR een beroep gedaan op de nietigheid ervan. De ondernemer vindt dat het bonusplan, dat voorziet in wijzigingen van de hoogte en de berekeningsmethodiek van het bestaande bonusplan, geen instemming behoeft, omdat een dergelijk plan niet genoemd is in art 27 lid 1 WOR en bovendien een primaire arbeidsvoorwaarde is. De OR heeft de Kantonrechter verzocht te verklaren dat het Senior and Executive Bonus Plan 2005 een instemmingsplichtig besluit is conform art 27 lid 1 sub c WOR en dat dit besluit, zonder instemming van de OR tot stand gekomen, nietig is en dat daaraan geen (verder) gevolg mag worden gegeven en voor zover dat is gedaan die gevolgen ongedaan moeten worden gemaakt.
De Kantonrechter heeft bij beschikking van 8 november 2005 de verzoeken toegewezen.
Gerechtshof:
De ondernemer voert 3 argumenten aan voor zijn standpunt dat het besluit niet instemmingsplichtig is: (a) een bonusregeling staat als zodanig niet genoemd in de limitatieve opsomming van art 27 lid 1 WOR van instemmingsplichtige besluiten; (b) het besluit betreft een regeling ten aanzien van primaire arbeidsvoorwaarden en valt daarom buiten het bereik van art 27 WOR; (c) de bonusregeling heeft door menging van doelstellingen op verschillende niveaus (waaronder ook het persoonlijk presteren) veeleer een individuele strekking en ziet met name op de hoogte van de individueel te verwerven bonus, zodat art 27 WOR hierop niet van toepassing kan zijn.
Ad a. Dit argument wordt verworpen. Immers niet bepalend is de naam die door de ondernemer aan een bepaald type besluit wordt gegeven, maar de intrinsieke inhoud daarvan. De opsomming van besluiten in art 27 WOR moge limitatief zijn, dat doet niet af aan het feit dat doel en strekking van een besluit bepalend is voor de vraag of ze onder de werking van dat artikel vallen (zie HR 20 december 2002 JAR 2003 18).
Ad c. Ook dit argument overtuigt niet. In wezen gaat het immers om een regeling waarin aan de hand van een aantal vooraf kenbaar gemaakte algemene wegingsfactoren achteraf de hoogte van een individuele bonus kan worden bepaald. Het gewicht van die verschillende wegingsfactoren is (telkens) gekoppeld aan een aantal resultaten van de onderneming in haar geheel, de sector waarin de leidinggevende werkt en de individuele inzet. De bonus vormt een variabel deel van het salaris en wordt in elk individueel geval berekend volgens eenzelfde systematiek, zodat de regeling moet worden aangemerkt als meetsysteem dat in het leven is geroepen om in algemene zin als uitgangspunt te dienen om deze beloningen nader vast te (kunnen) stellen. Dat wellicht in elk individueel geval vooraf wordt afgesproken welke de te bereiken doelen op de verschillende niveaus zullen zijn en dat de uiteindelijke uitkomst in elk individueel geval verschillend kan zijn, doet aan de algemeenheid van de regeling niet af. Evenmin is van belang dat een waardering van (een gedeelte van) een wegingsfactor (achteraf) geschiedt door een min of meer subjectieve beoordeling (bepaalde factoren kunnen nu eenmaal niet gemeten worden aan de hand van harde cijfers). Daarbij zijn degenen voor wie de bonusregeling bedoeld is (bepaalde salarisschalen) voldoende bepaalbaar en coherent om te kunnen spreken van “een groep van in de onderneming werkzame personen” als bedoeld in art 27 lid 1 WOR.
Ad b. Uit de parlementaire behandeling van art 27 WOR valt eenduidig af te leiden dat het niet de bedoeling van de wetgever is geweest om de OR een rol te laten spelen bij de vaststelling van primaire arbeidsvoorwaarden. Die rol is (in beginsel) voorbehouden aan werkgevers en vakbonden. Bij primaire arbeidsvoorwaarden moet m.n. worden gedacht aan de hoogte van de overeengekomen beloning en de omvang van de arbeidstijd. In casu is de ondernemer gehouden om in beginsel jaarlijks te bewerkstelligen dat werknemers in bedoelde loonschalen een in de arbeidsovereenkomst toegekend recht op een bonus kunnen verwezenlijken. Niet duidelijk daarbij is of de (maximaal te behalen) bonus is gekoppeld aan een bepaald (maximum) percentage van het salaris of dat het hierbij gaat om een van te voren door de ondernemer bepaald bedrag, doch voor de beoordeling is dat aspect van ondergeschikt belang. De aanspraak op een bonus en de maximale hoogte ervan zijn immers elk afzonderlijk maar ook tezamen genomen te beschouwen als direct betrekking hebbend op de hoogte van de uiteindelijke beloning, waardoor ze (beide) moeten worden aangemerkt als primaire arbeidsvoorwaarde. Dat geldt echter niet voor de wijze waarop het beoordelingssysteem voor het bepalen van de bonus is ingericht nu daarin niet het recht op een bonus is neergelegd noch de hoogte ervan doch slechts de daarbij in acht te nemen en afzonderlijk te wegen factoren worden benoemd en de procentuele waarde die zij in de totale mix vertegenwoordigen. Voor een dergelijk beloningssysteem – dat uiteraard van invloed is op de onderlinge salarisverhoudingen in bedoelde loonschalen – behoeft de ondernemer de instemming van de OR ex art 27 lid 1 sub c WOR. De stelling dat sprake is van een regeling en niet van een systeem wordt eveneens verworpen. In casu is sprake van vaststelling van de methode volgens welke de beloning wordt berekend en aan bepaalde functies wordt toegekend. Een dergelijk stelsel dient (in ieder geval ook) te worden gekwalificeerd als een systeem. Dat de ondernemer op deze wijze (een gedeelte van) de salariëring regelt neemt het karakter van een systeem niet weg.
DATUM UITSPRAAK: 23 mei 2006
RECHTERLIJK COLLEGE: Gerechtshof 's-Hertogenbosch
NAAM PARTIJEN: ASML Netherlands BV / OR ASML Netherlands BV
VINDPLAATS: Ng
Advokatenkollektief Utrecht