Uitspraak: Beroepstermijn (1)
Moet de ondernemer binnen een maand nadat de OR de nietigheid van een besluit heeft ingeroepen, aan de kantonrechter vragen te verklaren dat de OR ten onrechte de nietigheid heeft ingeroepen? (ROR 1985/32)
Uitspraak Hoge Raad: Nee, dat volgt niet uit de wet en bovendien zouden besluiten waarbij de OR ten onrechte de nietigheid heeft ingeroepen ook krachteloos worden als de ondernemer niet op tijd zo'n verzoek doet aan de kantonrechter. (art. 27 lid 5 WOR)
Situatie:
Stork heeft op 4 december 1981 een besluit genomen tot wijziging van de vergoedingsregeling voor het woon-werkverkeer met ingang van 1 jan. 1982, waarvoor geen instemming werd gevraagd aan de Groepsondernemingsraad (GOR). Bij brief van 7 december 1981 heeft Stork alle betrokken werknemers op de hoogte gesteld van de nieuwe reisgeldregeling en de datum van invoering, waarbij hen werd gevraagd voor 15 december 1981 een aantal vragen te beantwoorden. Bij brief van 9 december 1981 is de GOR op de hoogte gesteld. Aan werknemers die in het kader van de nieuwe regeling de voorkeur hadden uitgesproken voor reizen per openbaar vervoer, heeft Stork kort na 15 december abonnementen voor het openbaar vervoer verstrekt. De nieuwe reisgeldregeling is in groepsbijeenkomsten, die alle voor 25 december plaats vonden, nader toegelicht. De nieuwe reisgeldregeling is per 1 januari 1982 ingevoerd. Op 27 januari 1982 heeft de GOR tegenover Stork de nietigheid van de regeling ingeroepen, omdat de reisgeldregeling beschouwd diende te worden als een regelment als bedoeld in art. 1637j BW, zodat ingevolge art. 27 lid 1 onder a WOR voor de wijziging ervan instemming aan de GOR had moeten worden gevraagd. Stork meende dat het niet ging om een reglement in de zin van art. 1637j BW en dat bovendien de GOR te laat de nietigheid had ingeroepen. Stork heeft de kantonrechter niet om een beslissing gevraagd. De GOR heeft bij de kantonrechter ex art. 36 WOR gevorderd dat Stork met terugwerkende kracht uitvoering dient te geven aan de oorspronkelijke reisgeldregeling.
Kantonrechter:
Wees de vordering toe.
Rechtbank:
Vernietigde het vonnis van de kantonrechter en wees de vordering alsnog af.
Hoge Raad:
Niet juist is de stelling dat uit art. 27 lid 5 derde zin WOR voortvloeit dat, zo de ondernemer niet binnen één maand na het inroepen van de nietigheid van het betreffende besluit door de ondernemingsraad, de kantonrechter heeft verzocht te verklaren dat de Ondernemingsraad ten onrechte de nietigheid heeft ingeroepen, hij de geldigheid van dit besluit niet meer staande kan houden. Deze stelling vindt geen steun in de tekst van de wet, noch in de wetsgeschiedenis en zou verder tot het onaannemelijke resultaat leiden dat ieder beroep van de ondernemingsraad op de nietigheid van een besluit van de ondernemer tot gevolg zou hebben dat dit besluit bij gebreke van een tijdig door de ondernemer ingediend verzoekschrift krachteloos zou zijn, ook in die gevallen waarin het beroep op nietigheid niet op de wet steunt, bv omdat het besluit geen betrekking heeft op een van de in art. 27 lid 1 WOR bedoelde onderwerpen. Vóór 27 december 1981 was de GOR genoegzaam gebleken dat Stork uitvoering gaf aan het onderhavige besluit, zodat de GOR zich op 27 januari 1982 te laat op de nietigheid heeft beroepen.
Niet juist is de stelling dat uit art. 27 lid 5 derde zin WOR voortvloeit dat, zo de ondernemer niet binnen één maand na het inroepen van de nietigheid van het betreffende besluit door de ondernemingsraad, de kantonrechter heeft verzocht te verklaren dat de Ondernemingsraad ten onrechte de nietigheid heeft ingeroepen, hij de geldigheid van dit besluit niet meer staande kan houden. Deze stelling vindt geen steun in de tekst van de wet, noch in de wetsgeschiedenis en zou verder tot het onaannemelijke resultaat leiden dat ieder beroep van de ondernemingsraad op de nietigheid van een besluit van de ondernemer tot gevolg zou hebben dat dit besluit bij gebreke van een tijdig door de ondernemer ingediend verzoekschrift krachteloos zou zijn, ook in die gevallen waarin het beroep op nietigheid niet op de wet steunt, bv omdat het besluit geen betrekking heeft op een van de in art. 27 lid 1 WOR bedoelde onderwerpen. Vóór 27 december 1981 was de GOR genoegzaam gebleken dat Stork uitvoering gaf aan het onderhavige besluit, zodat de GOR zich op 27 januari 1982 te laat op de nietigheid heeft beroepen.
DATUM UITSPRAAK: 27 september 1985
RECHTERLIJK COLLEGE: Hoge Raad
NAAM PARTIJEN: Groepsondernemingsraad VMF-Stork, locatie Hengelo / De Koninklijke Machinefabrieken Stork BV
VINDPLAATS: ROR 1985/32
Advokatenkollektief Utrecht
! In de rechterlijke uitspraak wordt verwezen naar het arbeidsreglement in de zin van art. 1637 j BW; deze bepaling komt niet meer voor in het BW. In art. 27 WOR is het arbeidsreglement ook geschrapt!