Uitspraak: Benadeling secretaris OC (2)
Uitspraak van de Hoge Raad inzake benadeling van de secretaris van de onderdeelcommissie omdat de ondernemer weigert het contract met zoveel uren uit te breiden dat het mogelijk zou zijn om de eigen functie te vervullen naast het medezeggenschapswerk.(ROR 2000/2)
Situatie:
Mevrouw X werkte bij NS als reserveploegleidster op de afdeling Openbaar Vervoer Reisinformatie op basis van een arbeidsovereenkomst voor minimaal 20 en maximaal 32 uur per week. Sinds januari 1992 is mevrouw X lid van de onderdeelcommissie van de ondernemingsraad. Zij heeft met haar onderdeelmanager afgesproken dat zij 12 uur per week zou besteden aan het overlegorgaan en 8 uur per week aan haar functie. Vanaf 1 mei 1993 is zij secretaris van de onderdeelcommissie en heeft zij 16 uur per week nodig voor het medezeggenschapswerk. Omdat haar functie van groepsleidster ten minste 8 uur per week vergt, heeft zij NS verzocht gebruik te maken van de bandbreedte in haar arbeidsovereenkomst en haar wekelijks op te roepen voor 24 uur per week. Indien zij voor 20 uur wordt opgeroepen resteren voor haar (gewone) werk slechts 4 uur, gedurende welke zij alleen als informatrice kan werken. NS heeft niet op het verzoek willen ingaan. X heeft de rechter verzocht voor recht te verklaren dat NS haar benadeelt in de uitoefening van haar werkzaamheden en NS op te dragen gebruik te maken van de bandbreedte van haar arbeidsovereenkomst indien de combinatie van eigen werk als plaatsvervangend groepsleidster en medezeggenschapswerk leidt tot overschrijding van het minimum van 20 uur per week.
Rechtbank: NS is niet gehouden om de minimumwerktijd van 20 uur uit te breiden naar 24 uur per week. Dat een fulltimer wèl tijd (over) zou hebben om als groepsleidster te blijven werken betekent niet dat NS mevrouw X benadeelt, maar is verbonden met het feit dat een parttimer minder uren per week werkt. Een verplichting de werktijd uit te breiden kan niet worden afgeleid uit het benadelingsverbod van art. 21 WOR. Op grond van art. 21 lid 1 WOR kan geen verklaring voor recht worden verzocht.
Hoge Raad:
Artikel 21 WOR heeft ten doel waarborgen te geven voor een onafhankelijk optreden van de leden van de ondernemingsraad en van de leden van commissies van die raad en van degenen die kandidaat zijn gesteld voor het lidmaatschap door deze personen in hun rechtspositie in de onderneming te beschermen. In dit geding staat vast dat de rechtspositie van mevrouw X voldoende is gewaarborgd en dat haar gelegenheid is gegeven een aanzienlijk deel van haar werktijd aan medezeggenschapswerk te besteden. De omstandigheid dat voor haar als parttime werknemer te weinig werktijd overblijft om in de onderneming die haar werkzaamheden te verrichten, die haar voorkeur hebben, is niet een benadeling in haar positie in de onderneming als bedoeld in artikel 21 en geeft haar geen aanspraak op uitbreiding van haar werktijd.
De rechtbank heeft mevrouw X ten onrechte niet ontvankelijk verklaard in haar op artikel 21 lid 1 (oud) WOR gebaseerde verzoeken. Indien de rechter bepaalt dat de ondernemer gevolg dient te geven aan zijn verplichting uit hoofde van artikel 21 eerste volzin bevat deze bepaling de vaststelling van hetgeen de verplichting van de ondernemer inhoudt. Aard en strekking van artikel 21 brengen mee dat de rechter op een daartoe gedaan verzoek kan volstaan met het uitspreken van een verklaring voor recht, mits deze blijft binnen de grenzen van de genoemde wetsbepaling en zich beperkt tot de vaststelling van de rechtsverhouding in geschil tussen verzoeker en verweerder. De vraag of sprake is van ongelijke behandeling van mannen en vrouwen (ongelijke behandeling van parttimers ten opzichte van fulltimers zou tevens een ongelijke behandeling van vrouwen ten opzichte van mannen impliceren) heeft in dit geding geen deel uitgemaakt van de rechtstrijd. Deze vraag kan niet voor het eerst in cassatie aan de orde worden gesteld.
DATUM UITSPRAAK: 31 maart 2000
RECHTERLIJK COLLEGE: Hoge Raad
NAAM PARTIJEN: Mevrouw X / NS
VINDPLAATS: ROR 2000/2; NJ 2000, 497; JAR 2000/101; RvdW 2000,89
Advokatenkollektief Utrecht