Uitspraak: Benadeling secretaris OC (1)
Is er sprake van benadeling van de secretaris van de onderdeelcommissie omdat de ondernemer weigert het contract met zoveel uren uit te breiden dat het mogelijk zou zijn om de eigen functie te vervullen naast het medezeggenschapswerk? (niet gepubl. 31-03-1999)
Uitspraak Rechtbank Utrecht: nee, dit is geen benadeling want het is de keuze van de onderdeelcommissie en de secretaris dat betrokkene verhoudingsgewijs veel tijd aan het medezeggenschapswerk besteedt. Het feit dat een voltijder wel de tijd zou hebben om de eigen functie te blijven vervullen, betekent niet dat er sprake is van benadeling in de zin van art. 21 WOR.
NB: zie ook de uitspraak in cassatie van de Hoge Raad van 31 maart 2000.
Situatie:
X werkt in dienst van NS als plaatsvervangend groepsleidster op de afdeling Openbaar Vervoer Reisinformatie. Zij heeft een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met een zogenaamde min-max-bepaling van 20 tot 32 uur. Op dit moment werkt zij 20 uur per week voor NS. X is vanaf 1 mei 1993 secretaris van de onderdeelcommissie voor haar bedrijfsonderdeel. De NS vindt het goed dat zij 16 uur per week in haar werktijd besteed aan die medezeggenschapswerkzaamheden. Zij heeft dan slechts 4 uur per week over voor haar gewone werkzaamheden. Die 4 uur zijn te kort om de functie van groepsleidster te vervullen, zodat zij nu alleen als informatrice mag werken. X heeft de NS gevraagd om haar 24 uur per week te werk te stellen zodat zij dan voldoende gewone werktijd overhoudt (8 uur) om als groepsleidster te werken. De NS heeft dit geweigerd. X meent dat NS haar hierdoor benadeelt vanwege haar medezeggenschapswerkzaamheden. Zij mist nu immers haar werk als groepsleidster, het leukste deel van haar werk. X vordert bij de kantonrechter en in hoger beroep bij de rechtbank dat NS wordt opgedragen om gebruik te maken van de bandbreedte van de min-max-bepaling in haar arbeidsovereenkomst indien de combinatie van haar eigen werk als plaatsvervangend groepsleidster en medezeggenschapswerk met zich meebrengt dat het minimum van 20 uur wordt overschreden.
Kantonrechter:
De onderdeelcommissie en X hebben er zelf voor gekozen dat de werkzaamheden zo werden verdeeld dat X met het secretariaat werd belast. Als zij als gevolg daarvan te weinig tijd over heeft om haar werk als reserve groepsleidster te verrichten, is dat geen benadeling door NS, maar een gevolg van de door de onderdeelcommissie en haar gemaakte keuze. Wijst het verzoek af.
Rechtbank:
Het geschil tussen partijen heeft geen betrekking op het aantal uren dat X aan medezeggenschapswerkzaamheden mag verrichten, maar het geschil betreft de vraag of NS gehouden is tot uitbreiding van het minimale aantal contracturen van X van 20 uur per week naar 24 uur per week. Dit laatste is niet het geval. Het is de keuze van het overlegorgaan en X zelf dat X (verhoudingsgewijs) zoveel uren besteedt aan het medezeggenschapswerk dat zij daardoor te weinig tijd heeft om haar werk als reserve groepsleidster te verrichten. Het feit dat een full-timer wel tijd zou hebben om als groepsleidster te blijven werken betekent niet dat NS X in de zin van art. 21 lid 1 WOR benadeelt. Dit is inherent aan het feit dat een part-timer minder uren per week werkt. Dat kan betekenen dat bepaalde onderdelen van het takenpakket van de part-timer -tijdelijk- niet meer kunnen worden verricht. Partijen zijn het er over eens dat 4 uur per week te weinig is om als groepsleidster te functioneren. Een verplichting van NS om het contract uit te breiden om mogelijk te maken dat X die aantrekkelijker werkzaamheden toch kan verrichten kan niet worden afgeleid uit het benadelingsverbod van art. 21 lid 1 WOR. Overigens kunnen zich ook bij full-timers vergelijkbare problemen voordoen, zeker als zij, net als X, verhoudingsgewijs veel uren aan medezeggenschapswerk besteden. Nu NS aan X extra uren uitbetaalt wanneer zij cursussen en opleidingen volgt (om in haar functie bij te blijven), haar rechtspositie dezelfde is gebleven en haar gelijke carrière-kansen zijn toegezegd benadeelt NS haar niet in de zin van art. 21 lid 1 WOR. Art. 21 lid 1 WOR houdt niet in dat NS gedwongen kan worden om met X te contracteren en dat zij niet (meer) vrij zou zijn om op andere wijze in de vervanging van X te voorzien. Bekrachtigt de beschikking kantonrechter voorzover het verzoek is afgewezen.
DATUM UITSPRAAK: 31 maart 1999
RECHTERLIJK COLLEGE: Rechtbank Utrecht
NAAM PARTIJEN: X / De Nederlandse Spoorwegen NV
VINDPLAATS: (nog) niet gepubliceerd
Advokatenkollektief Utrecht