Uitspraak: Belang dochteronderneming (3)
Is het niet instemmen met een besluit van het Engelse moederbedrijf door de RvC van Corus Nederland en de COR tot overdracht van een voor de Nederlandse vennoot belangrijk onderdeel kennelijk onredelijk? En is er reden om te twijfelen aan de juistheid van het gevoerde beleid door de RvC? (JAR 2003/88)
Uitspraak Ondernemingskamer: Nee, zowel de RvC als het bestuur van Corus Nederland zijn niet of nauwelijks betrokken bij het verkoopbesluit. De RvC heeft niet onredelijk gehandeld door vooralsnog niet met de verkoop in te stemmen.
Situatie:
Het Corusconcern, Corus Group PLC en haar dochtervennootschappen, is in 1999 ontstaan uit een fusie van Britisch Steel en Koninklijke Hoogovens NV (na de fusie omgezet in Corus Nederland). Op Corus Nederland is het gematigd structuurregime van toepassing, hetgeen betekent dat de algemene vergadering van aandeelhouders is belast met benoeming en ontslag van bestuurders en het vaststellen van de jaarrekening.
In de statuten van Corus Nederland is bepaald dat ter goedkeuring aan de RvC moet worden voorgelegd: het aangaan of verbreken van een duurzame samenwerking met een andere vennootschap. Corus Group PLC (de moedervennootschap) heeft op 23 oktober 2002 met Pechiney overeenstemming bereikt over de verkoop van de aluminiumactiviteiten van Corus Group, welke worden uitgevoerd door Corus Nederland BV, aan Pechiney. Daarin is een boetebeding opgenomen als de overdracht niet vóór 14 maart 2003 plaatsvindt .
De RvC en de COR stemmen niet in met dit besluit tot overdracht. Het Engelse moederbedrijf start een enquêteprocedure. Corus Group vraagt de OK een onderzoeken in te laten stellen omdat er reden is om te twijfelen aan de juistheid van het gevoerde beleid van met name de Raad van Commissarissen van Corus Nederland. Tevens wordt als voorlopige voorziening veroordeling van de RvC en de COR tot het meewerken aan de overdracht van de aluminiumactiveiten voor 14 maart 2003 gevorderd.
Ondernemingskamer:
De OK stel vast dat een RvC van een tot een groep behorende vennootschap en in het bijzonder een structuurvennootschap, gehouden is om aandacht te schenken aan de vraag of de belangen van de vennootschap door de concernleiding voldoende zijn meegewogen in de besluitvorming en of de maatregelen ter veiligstelling van die belangen adequaat en voldoende zijn. Waarbij zowel met het belang van de vennootschap als met het belang van het concern rekening dient te worden gehouden. Waarbij het ene belang niet zonder méér of ongemotiveerd ten koste kan gaan van het andere belang. De nieuwe strategie van het Corusconcern, zich toeleggen op de staalproductie, is niet alleen van recente datum maar ook met zeer beperkte betrokkenheid van Corus Nederland tot stand gekomen. Bovendien is van belang dat de aluminiumactivieiten voor Corus Nederland in financieel opzicht een belangrijke plaats inneemt.
Het is daarom niet onaanvaadrbaar dat de RvC intensief van gedachten wil wisselen over de strategie met de concernleiding. Zowel de RvC als het bestuur van Corus Nederland zijn aanvankelijk niet of nauwelijks betrokken bij het verkoopbesluit. Pas nadat in december 2002 de COR had laten weten niet akkoord te gaan met de verkoop en tegen een eventueel besluit in beroep te zullen gaan, zijn er besprekingen met het bestuur en de RvC van Corus Nederland gevoerd. Daar komt bij dat de nieuwe strategie met name is ingegeven door in Engeland geleden verliezen en de verkoop met name ten goede zal komen aan herfinanciering van het Corus Concern.
Daarnaast is de fusie tussen British Steel en Hoogovens van recente datum. Gezien het voorgaande is het begrijpelijk dat de RvC meer aandacht opeist voor de belangen van Corus Nederland wanneer hij meent dat daar onvoldoende aandacht aan is besteed door de concernleiding. Dit zou onredelijk kunnen zijn wanneer is gebleken dat de RvC geheel geen acht zou slaan op de belangen van de Corus Group als geheel. Hier is niet van gebleken. Het beroep van de Corus Group op het grote belang dat zij hebben bij het toch tot stand laten komen van de overeenkomst met Pechiney, wordt afgewezen. De manier waarop de concernleiding de onderhandelingen en besprekingen met Corus Nederland heeft gevoerd kan de RvC niet verweten worden. De RvC heeft niet onredelijk gehandeld door vooralsnog niet met de verkoop aan Pechiney in te stemmen. Gelet op de uitkomst van dit geding, het afwijzen van de vorderingen jegens de commissarissen, behoeft de vordering tegen de COR geen behandeling.
De Ondernemingskamer wijst het verzoek van de Corus Group Ltd tot voorlopige voorzieningen af.
DATUM UITSPRAAK: 13 maart 2003
RECHTERLIJK COLLEGE: Ondernemingskamer
NAAM PARTIJEN: Corus Property Limited en Corus SPV Limited / Corus Nederland BV; 3 belanghebbenden en COR Corus Nederland BV
VINDPLAATS: JAR 2003/88
Advokatenkollektief Utrecht