Overdracht zeggenschap en fusie
Uitspraak: Belang dochteronderneming (2)

Uitspraak: Belang dochteronderneming (2)

Heeft de ondernemer het belang van het concern en van de onderneming voldoende tegen elkaar afgewogen bij het besluit tot overdracht van aandelen aan een ander concern? (JAR 1997/244)

Uitspraak Ondernemingskamer: Nee, het besluit is kennelijk onredelijk omdat de verschillende belangen onvoldoende gemotiveerd zijn afgewogen en bovendien alternatieve mogelijkheden niet zijn onderzocht. In de adviesaanvraag zijn de gevolgen van het besluit niet duidelijk aangegeven. 

Situatie: 

De Nedlin Groep BV houdt zich middels haar dochterondernemingen, waarbij ongeveer 500 werknemers in dienst zijn, bezig met textielverzorging (wasserijen). De aandelen van Nedlin Groep BV worden gehouden door CEC Nederland BV, dat een onderdeel is van een Frans concern. Dit Franse concern heeft besloten tot het afstoten van alle niet-kernactiviteiten. Dit heeft geleid tot overeenstemming met het Britse concern Rentokil, dat geïnteresseerd was in de volledige overname van alle activiteiten op het terrein van de textielverzorging van het Franse concern. 

Rentokil verricht in Nederland activiteiten op het gebied van textielverzorging via haar dochteronderneming Hokatex, dat zich met name richt op de industriële sector. Nedlin Groep BV is met haar activiteiten gericht op de zorgsector. Op 10 juli 1997 is aan de OR van Nedlin Groep gevraagd te adviseren over de overdracht van aandelen van de Nedlin Groep BV aan Rentokil, waarbij werd aangegeven dat het voornemen bestaat om Hokatex en Nedlin samen te voegen. De OR sprak in zijn advies de wens uit dat eerst serieus onderzoek zou worden gedaan naar een alternatieve mogelijkheid: Rentex Nederland BV had zich namelijk als koper voor Nedlin Groep gemeld. De ondernemer handhaafde echter zijn voornemen de zeggenschap over te dragen aan Rentokil. De OR ging van dit besluit in beroep.

Ondernemingskamer:

Het enkele feit dat de leiding van een concern heeft besloten tot overdracht van bevoegdheden over concernondernemingen heeft niet tot gevolg dat het op ondernemingsniveau uitvoering geven aan dat besluit per definitie als redelijk handelen van de leiding van de onderneming moet worden beschouwd. De ondernemer, onder deze hier mede begrepen de aandeelhouder van Nedlin Groep BV, dient bij de besluitvorming zelfstandig de betrokken belangen op redelijke wijze te wegen. De concernstrategie legt, tenzij deze gebaseerd zou zijn op een onredelijke afweging tussen enerzijds het algemeen concernbelang en anderzijds het meer specifieke belang van de onderneming, daarbij gewicht in de schaal, maar niet per definitie het doorslaggevende. 

In dit geval heeft de ondernemer onvoldoende gemotiveerd het concernbelang gewogen tegenover het vennootschappelijk belang van Nedlin Groep BV en de met haar verbonden onderneming, mede omdat alternatieve mogelijkheden niet zijn onderzocht. Daarnaast heeft de ondernemer reeds in zijn adviesaanvraag de gevolgen van de beoogde transactie onvoldoende uiteengezet en toegelicht, en heeft de ondernemer vervolgens zowel tijdens het overleg dat heeft plaats gevonden als bij het nemen van het besluit onvoldoende gemotiveerd antwoord gegeven op de door de OR over die gevolgen opgeworpen vragen. Het besluit is daarom kennelijk onredelijk te achten. De ondernemer dient het besluit in te trekken. 

DATUM UITSPRAAK: 23 oktober 1997
RECHTERLIJK COLLEGE: Ondernemingskamer
NAAM PARTIJEN: OR Nedlin Groep BV / Nedlin Groep BV
VINDPLAATS: JAR 1997/244; ROR 1997/21 (proces-verbaal) 

Advokatenkollektief Utrecht

Deel dit bericht