Adviesrecht
Uitspraak: Afwijken van OR-advies (4)

Uitspraak: Afwijken van OR-advies (4)

Is het tweede besluit tot oprichting van een Call Centre kennelijk onredelijk vanwege het negatieve advies van de OR en de verschillende bezwaren die de OR in dit advies naar voren brengt? (JAR 1999/59)

Uitspraak Ondernemingskamer: Nee, de ondernemer is voldoende tegemoet gekomen aan de wensen van de OR zodat de OR een weloverwogen advies heeft kunnen uitbrengen. Het besluit is ook voldoende onderbouwd voor wat betreft de wens tot betere dienstverlening en de motieven voor oprichting van het Call Centre.

Situatie:

KLM heeft op 4 december 1998 besloten tot het oprichten van een Call Centre en tot plaatsing van dit gehele Call Centre buiten de KLM-organisatie. Omtrent het voornemen hiertoe heeft de KLM advies aan de ondernemingsraad gevraagd. Het betrof een hernieuwde adviesaanvraag nadat de Ondernemingskamer 3 september 1998 aan KLM de verplichting had opgelegd haar eerdere besluit tot oprichting van een Call Centre in te trekken. De ondernemingsraad heeft op 26 november negatief geadviseerd en ging in beroep tegen het besluit omdat het onvoldoende gemotiveerd inging op het advies. Verder meende de ondernemingsraad dat de met het besluit gemoeide investering van f 68,61 miljoen en de voorziene kostenreductie zijn gebaseerd op een veelheid van onzekerheden en op veronderstellingen. In de derde plaats heeft KLM volgens de ondernemingsraad, het voordeel verbonden aan het buiten de KLM-organisatie brengen van het Call Centre onvoldoende aannemelijk weten te maken.

Ondernemingskamer:

Weliswaar zijn in de stukken een zekere ontoeschietelijkheid van de ondernemer jegens de ondernemingsraad aan te treffen, en heeft de ondernemer, zeker aanvankelijk, een niet geheel te rechtvaardigen tijdsdruk op het adviestraject gelegd, niet kan worden gezegd dat de ondernemer uiteindelijk in onvoldoende mate is tegemoet gekomen aan de wensen van de ondernemingsraad met betrekking tot de door deze voor een weloverwogen advies noodzakelijk geachte tijd noch dat hij onvoldoende heeft geantwoord op de gestelde vragen, zodat het besluit uit een oogpunt van wijze van tot stand koming en de motivering ervan de toets der redelijkheid kan doorstaan. De KLM heeft voldoende aannemelijk weten te maken dat het besluit rust zowel op de wens voor een betere dienstverlening als verband houdt met de samenwerking met andere luchtvaartmaatschappijen en concurrentieverhoudingen in de luchtvaartsector alsmede daarmee samenhangende noodzakelijk geachte kostenbeheersing. Inderdaad is bij die motieven sprake van veronderstellingen met betrekking tot de toekomst. Waar het betreft strategische ondernemingsbeslissingen met het oog op de toekomst en de toekomstige positie van de onderneming kan niet de eis worden gesteld dat deze alleen kunnen worden genomen op basis van zekerheid. Zo'n eis zou het wezen van het ondernemen miskennen. Uit de beantwoording van de reeks vragen van de ondernemingsraad door de ondernemer is voldoende aannemelijk geworden dat de veronderstellingen van de ondernemer een zodanig realiteitsgehalte hebben dat zij het besluit, bij de marginale toetsing van de Ondernemingskamer, voldoende kunnen dragen. De enkele omstandigheid dat de ondernemingsraad de veronderstellingen van de ondernemer niet onderschrijft, leidt niet tot de conclusie dat de ondernemer in redelijkheid niet van de door hem gepresenteerde veronderstellingen mag uitgaan. Verder moet in aanmerking worden genomen dat de verkoop van tickets niet zonder meer als kernactiviteit van KLM kan gelden nu KLM al sinds jaar en dag en op grote schaal de verkoop van tickets aan reisbureaus en reisagenten heeft overgelaten. Bovendien gaat om het buiten de KLM-organisatie brengen van activiteiten in een organisatie die zich niet moet gaan richten op verkoop van tickets in Nederland maar in het gehele West-Europese vasteland. Het besluit staat ook niet op gespannen voet met de werkgelegenheidsverplichtingen van KLM gelet op de onvoorwaardelijke werkgelegenheidsgarantie ten behoeve van de bij de afdeling Reserveringen Nederland werkzame werknemers. De ondernemingsraad is niet ontvankelijk in zijn beroep.

DATUM UITSPRAAK: 4 februari 1999
RECHTERLIJK COLLEGE: Ondernemingskamer
NAAM PARTIJEN: Ondernemingsraad Koninklijke Luchtvaartmaatschappij NV / Koninklijke Luchtvaartmaatschappij NV
VINDPLAATS: JAR 1999/59 en ROR 1999/5

Advokatenkollektief Utrecht

Deel dit bericht