Adviesrecht
Uitspraak: Afwijken van OR-advies (3)

Uitspraak: Afwijken van OR-advies (3)

Is de motivering van de ondernemer om af te wijken van het negatieve advies van de OR voldoende? (ROR 1999/22)

Uitspraak Ondernemingskamer: Ja, de motivering is voldoende want de ondernemer is uitvoerig en schriftelijk op de standpunten van de OR ingegaan. Het betreft een lang lopend reorganisatieproces waarin vier keer op een overlegvergadering over een nieuw formatieplaatsenplan is gesproken. De motivering om af te wijken is daarna op schrift gesteld.

Situatie:

Naar aanleiding van een fusie heeft de ondernemer richting gegeven aan een formatieplaatsenplan gebaseerd op de geïntegreerde nieuwe organisatie. Op 17 december 1997 ontving de ondernemingsraad de notitie Formatieplaatsenplan 1997 en deze werd in de overlegvergadering van 22 januari 1998 besproken. De in de notitie weergegeven "ontwikkeling op hoofdlijnen" was gebaseerd op rapporten van een drietal in 1997 ingestelde werkgroepen die tot taak hadden voorstellen te doen over de personeelsopbouw van de verschillende afdelingen. Op 10 februari 1998 stuurde de bestuurder een getalsmatige uitwerking van de notitie voor advies aan de ondernemingsraad. Deze uitwerking is tijdens de overlegvergadering van 26 februari 1998 besproken. Omdat er omstreeks diezelfde tijd fusiebesprekingen werden gestart met een ander verpleegtehuis werd het overleg over het formatieplaatsenplan enige tijd opgeschort. De draad werd weer opgepakt toen de bestuurder bij brief van 18 augustus 1998 het formatieplaatsenplan (FPP98) voor advies aan de ondernemingsraad zond en daarbij uitdrukkelijk aangaf dat in dit plan werd voortgeborduurd op de notitie Formatieplaatsenplan 1997 van 17 december 1997 en de getalsmatige uitwerking daarvan. Het FPP98 is in de overlegvergadering van 20 augustus 1998 toegelicht. Op 17 september, 7 en 15 oktober 1998 volgde verder overleg hierover. Bij brief van 22 oktober reageerde de bestuurder op de tijdens de overlegvergadering van 15 oktober geuite kritiek met betrekking tot het aantal gekozen formatieplaatsen voor verpleging. Op 5 november 1998 bracht de ondernemingsraad een negatief advies uit, dat in de overlegvergadering van 19 november werd besproken. Verder ging de bestuurder in zijn brief van 26 november 1998 uitvoerig in op de bezwaren van de ondernemingsraad. Deze brief is samen met het antwoord daarop van de ondernemingsraad besproken in de overlegvergadering van 16 december 1998. Bij brief van 23 december 1998 heeft de ondernemer onder verwijzing naar de motivering in de brieven van 22 oktober en 26 november het besluit genomen en meegedeeld aan de ondernemingsraad. De ondernemingsraad meent dat de ondernemer onvoldoende rekening heeft gehouden met het negatieve advies en dat de gevolgen voor het personeel niet inzichtelijk zijn gemaakt.

Ondernemingskamer:

Vóórdat hij zijn besluit nam heeft de ondernemer eerst in een overlegvergadering uiteengezet en vervolgens schriftelijk gemotiveerd waarom hij van het advies meende te moeten afwijken en daarna het bestreden besluit nog eens verdedigd in een daaraan gewijde overlegvergadering van 16 december 1998. Onder die omstandigheden kan niet worden gezegd dat de ondernemer onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij van het advies is afgeweken. Mede in aanmerking genomen dat het FFP uitvoerig in het voortraject met aanvankelijke instemming van de ondernemingsraad "bottom-up" is voorbereid en daarna in tal van overlegvergaderingen is voorbesproken kan evenmin worden gezegd dat onzorgvuldig met het medezeggenschapsrecht is omgegaan. De gevolgen worden, zoals aangegeven in FFP98, ondervangen in het geactualiseerde sociaal plan 1993. Weliswaar heeft de ondernemer pas na het uitbrengen van het advies meegedeeld dat de geldigheidsduur werd verlengd tot 2001, maar een dergelijke aanpassing lag zozeer voor de hand, dat het advies van de ondernemingsraad geacht moet worden daarop mede betrekking te hebben gehad. Op dit punt heeft de ondernemingsraad ook vóór het uitbrengen van het advies geen vragen gesteld en ook daarna geen bezwaren gemaakt. Wijst de verzoeken af.

DATUM UITSPRAAK: 10 mei 1999
RECHTERLIJK COLLEGE:Ondernemingskamer
NAAM PARTIJEN: Ondernemingsraad Stichting Christelijk Verpleegtehuis Hilversum / Stichting Christelijk Verpleegtehuis Hilversum
VINDPLAATS: ROR 1999/22

Advokatenkollektief Utrecht

Deel dit bericht