Uitspraak: Adviesrecht over tweede besluit (3)
Heeft de OR opnieuw adviesrecht als de ondernemer een nieuw besluit neemt na intrekking van een eerder besluit waarover de OR negatief geadviseerd heeft? (JAR 1998/197)
Uitspraak Ondernemingskamer: Ja, er zijn twee van elkaar te onderscheiden besluiten. Het tweede besluit is kennelijk onredelijk en moet dit intrekken, omdat de OR niet om advies is gevraagd.
Situatie:
Vluchtelingenwerk is in 1989 gestart met het project "Emplooi" dat zich bezig houdt met bemiddeling bij het vinden van werk voor vluchtelingen. Die bemiddeling geschiedt door vrijwilligers, die worden ondersteund door een klein landelijk en professioneel werkend bureau. Op 18 december 1997 legde Vluchtelingenwerk aan de ondernemingsraad ter advisering voor het voorgenomen besluit tot verzelfstandiging van "Emplooi". De OR bracht op 20 maart 1998 een negatief advies uit, maar Vluchtelingenwerk besloot op 23 maart 1998 niettemin tot verzelfstandiging over te gaan.
Op 2 april 1998 deelde Vluchtelingenwerk aan de OR mee dat aan Coopers & Lybrand NV een opdracht was verstrekt tot het opstellen van concept-statuten voor een verzelfstandigd "Emplooi", tot het opstellen van een concept-sociaal plan en van een concept-bestuurlijke overeenkomst betreffende de samenwerking tussen Vluchtelingenwerk en "Emplooi" en de financiële garantstelling van Vluchtelingenwerk ten behoeve van "Emplooi". De OR was hierover niet om advies gevraagd. Tegen beide besluiten is de ondernemingsraad in beroep gegaan.
Ondernemingskamer:
De door Vluchtelingenwerk aangevoerde argumenten voor verzelfstandiging waren a) arbeidsbemiddeling behoort niet tot de kerntaken; b) door verzelfstandiging kan "Emplooi" meer gerichte en gekwalificeerde bestuurlijke aandacht krijgen en c) er worden mogelijkheden geschapen tot verkrijgen van externe financiering.
Nu Vluchtelingenwerk niet concreet heeft aangegeven dat externe financiering door een verzelfstandiging tot de mogelijkheden behoort, heeft de ondernemingsraad terecht aangevoerd dat dit argument te vaag en onvoldoende is. Met de OR meent de OK dat, gelet op de statutaire doelstelling, niet valt in te zien waarom het bemiddelen bij het vinden van werkgelegenheid van vluchtelingen en asielzoekers niet ook tot de kernactiviteiten van Vluchtelingenwerk gerekend zou moeten worden. De argumenten onder a) en c) zijn dan ook, tegenover de bezwaren van de OR, onvoldoende motivering voor het besluit. De stelling van de OR dat het onder b) genoemde argument niet kan gelden als een zelfstandig dragende motivering is niet door Vluchtelingenwerk weersproken. Het besluit tot verzelfstandiging van "Emplooi" wordt dus niet gedragen door de daarvoor aangedragen argumenten, zodat het besluit kennelijk onredelijk is.
De opdracht aan Coopers & Lybrand is een aangelegenheid als bedoeld in art. 25 lid 1 WOR, waarover ten onrechte geen advies is gevraagd. Het betreft niet slechts een uitvoeringsbesluit. Vluchtelingenwerk dient de besluiten in te trekken.
DATUM UITSPRAAK: 30 juli 1998
RECHTERLIJK COLLEGE: Ondernemingskamer
NAAM PARTIJEN: OR Vereniging Vluchtelingenwerk Nederland / Vereniging Vluchtelingenwerk Nederland
VINDPLAATS: JAR 1998/197; ROR 1998/18
Advokatenkollektief Utrecht