Uitspraak: Adviesrecht over tweede besluit (1)
Is een besluit om onderzoek te laten verrichten naar toekomstscenario's voor de organisatie opnieuw adviesplichtig als een eerder besluit hierover is ingetrokken nadat de OR een negatief advies had uitgebracht? (JAR 1998/167)
Uitspraak Ondernemingskamer: Ja, het voorgenomen besluit is opnieuw adviesplichtig want het besluit bouwt voort op het eerder ingetrokken besluit en is daarmee te vereenzelvigen. (art. 25 WOR)
Situatie:
Binnen de onderneming vindt een reorganisatie plaats, verdeeld in drie fasen. Op 12 september 1997 heeft de ondernemer aan de ondernemingsraad advies gevraagd over het plan een onderzoek in te stellen bij de afdeling Drukwerken, Archief en Reprografie (DAR), o.a. om na te gaan welke activiteiten deze afdeling diende te ontplooien, hetgeen van belang was in het kader van het Integraal Huisvestingsplan. Op 30 oktober 1997 adviseerde de ondernemingsraad negatief, omdat het Integraal Huisvestingsplan behoorde bij de derde fase van het reorganisatieproces, die nog niet aan de orde was. Bovendien is het scenario van uitbesteding van werk en werknemers, dat wordt genoemd in de aan de onderzoeksbureaus gezonden opdrachtformuleringen, in strijd met de tussen de ondernemingsraad en de ondernemer gemaakte afspraak dat gedwongen winkelnering niet zal worden losgelaten. Bij brief van 9 december 1997 deelde de ondernemer mee te hebben besloten op dit moment af te zien van een verkennend onderzoek bij de afdeling DAR en tijdelijk een interim-hoofd te zullen aantrekken. In maart 1998 kreeg de ondernemingsraad een 'Tussenrapportage DAR' onder ogen, opgesteld door GEA-Interimmanagement BV, waarin stond dat de op 28 januari 1998 verstrekte opdracht uit twee onderdelen bestond, te weten a. de dagelijkse leiding van de afdeling DAR en b. advies ten aanzien van hoe marktconform te werken. De ondernemingsraad maakte bezwaar tegen het uitvoeren van die onderzoeksactiviteiten en ging tegen dit besluit in beroep.
Ondernemingskamer:
Gelet op de opdracht en het feit dat GEA-Interimmanagement ook reeds in de adviesaanvraag voor het voorgenomen besluit van sept. 1997 als mogelijk onderzoekskandidaat werd genoemd, is de conclusie dat het besluit van 28 jan. 1998 in ieder geval ook omvat het laten uitvoeren van onderzoek naar de mogelijke scenario's voor de organisatie van de DAR in de toekomst, zoals ook bedoeld in voorgenomen besluit van sept. 1997, en dat dat besluit in zoverre voortbouwt op en te vereenzelvigen is met dat voorgenomen besluit en de daaraan ten grondslag liggende gedachte. De ondernemer heeft in sept. 1997 advies gevraagd ex art. 25 WOR en de ondernemingsraad heeft ook (negatief) advies gegeven. Partijen gingen kennelijk uit van de adviesplichtigheid van het besluit en de ondernemer kan daar nu niet op terug komen. Het besluit van 9 dec. 1997 om het voorgenomen besluit van sept. 1997 niet te nemen doet daaraan niet af. Nu ten onrechte geen advies is gevraagd, is het besluit van 28 januari 1998 wat betreft het verstrekken van een onderzoeksopdracht kennelijk onredelijk. Het voorgenomen besluit van sept. 1997 was door het besluit van dec. 1997 van tafel, gelet op de duidelijke tekst van dit besluit. Het besluit zou anders kennelijk onredelijk zijn, omdat niet werd gemotiveerd waarom van het advies van de ondernemingsraad werd afgeweken. Het onderzoek hoeft echter niet opnieuw plaats te vinden, mede omdat de DAR-medewerkers daartegen geen duidelijke bezwaren lijken te hebben gehad. Wel moet de ondernemer de mogelijkheid van het voortbestaan van DAR als zelfstandige eenheid bij de verdere besluitvorming betrekken en daarover de discussie met de ondernemingsraad aangaan en daarbij rekening houden met het feit dat de deze geen invloed heeft kunnen hebben op de formulering van de adviesopdracht.
DATUM UITSPRAAK: 9 juli 1998
RECHTERLIJK COLLEGE: Ondernemingskamer
NAAM PARTIJEN: Ondernemingsraad NV Duinwaterbedrijf Zuid-Holland / NV Duinwaterbedrijf Zuid-Holland
VINDPLAATS: JAR 1998/167
Advokatenkollektief Utrecht