Uitspraak: Adviesrecht experiment
Heeft de OR adviesrecht bij een besluit om te experimenteren met een nieuwe werkwijze? (JAR 1992/146)
Uitspraak Ondernemingskamer: Nee, het gaat om een experiment dat tijdelijk is en voor een klein aantal mensen gevolgen heeft. Het gaat niet om een belangrijke inkrimping of wijziging van de werkzaamheden. Als vervolg op het experiment is nadere besluitvorming nodig met ruimte voor advies van de OR (art. 25 lid 1 WOR).
Situatie:
Per 1 juli 1992 zijn alle GMD-medewerkers in dienst getreden bij het GAK, als eerste stap op weg naar het onderbrengen van de GMD-taken bij de bedrijfsverenigingen, waardoor de GMD zal ophouden te bestaan. De OR van de GMD is na 1 juli 1992 blijven voortbestaan. De Federatie van Bedrijfsverenigingen (FBV) heeft een kernteam opdracht gegeven voorstellen te ontwikkelen voor het geïntegreerd behandelen van ZW- en WAO-zaken. Dit team adviseerde onder meer tot een proefneming in Eindhoven. Na overleg tussen de FBV, het GAK en de GMD werd besloten de hoogste prioriteit te geven aan de uitwerking van het experiment. In de overlegvergadering van 5 mei 1992 is door de directie GMD aan de OR informatie over dit project verschaft. In het experiment zou de gevalsbehandeling van ZW en WAO geïntegreerd plaats vinden door de (buiten het GAK-verband) zelf-administrerende bedrijfsverenigingen. Daartoe is personeel onder de GMD geworven, dat niet op het GMD kantoor in Eindhoven zou blijven werken, maar voor de duur van het experiment op de kantoren van de zelf-administrerende bedrijfsverenigingen. Het ging om 6 à 8 medewerkers. Op 2 september 1992 is met de uitvoering van het experiment een begin gemaakt. Voor de start had de OR bij brief van 12 juni 1992 aan de directie van de GMD laten weten dat aan hem advies gevraagd moest worden ter zake van het experiment. De ondernemer meende dat het verlenen van medewerking aan de proef als zodanig geen adviesplichtig besluit was. De OR heeft beroep ingesteld.
Ondernemingskamer:
Nu de ondernemer meende dat het besluit niet adviesplichtig was en daarom geen advies aan de OR heeft gevraagd, mag hij ter verdediging van zijn standpunt alle argumenten gebruiken die hij dienstig acht. (deze situatie is een andere dan wanneer een OR zich in de OK-procedure van nieuwe argumenten bedient; de OK gaat daar aan voorbij, omdat de ondernemer bij zijn besluit er op moet kunnen rekenen dat de OR in zijn advies alle van belang zijnde argumenten heeft aangevoerd). Het besluit betreft niet meer dan het verlenen van medewerking aan een experiment; het gaat niet om een belangrijke inkrimping of andere wijziging van de werkzaamheden van de onderneming. Het besluit heeft slechts voor een zeer klein aantal werknemers gevolgen, die overigens van tijdelijke aard zijn gezien de door het GAK gegeven terugkeergarantie. Niet aannemelijk is dat het meewerken aan het experiment zonder nadere besluitvorming van het GAK, waarin ruimte bestaat voor een OR-advies, zal uitlopen op de verwachte reorganisatie naar het synthese-model. Het GAK heeft onweersproken aangevoerd dat het experiment bedoeld is om gegevens te verzamelen die men nodig zal hebben indien op politiek nivo tot het synthese-model zal worden besloten en dat het slechts gaat om de voorbereidende fase van besluitvorming. De ondernemer was dus niet gehouden advies aan de OR te vragen met betrekking tot het besluit mee te werken aan het experiment in Eindhoven. OR is niet ontvankelijk in zijn verzoek.
DATUM UITSPRAAK: 12 november 1992
RECHTERLIJK COLLEGE: Ondernemingskamer
NAAM PARTIJEN: Ondernemingsraad van de Gemeenschappelijke Medische Dienst (GMD) / Gemeenschappelijk Administratiekantoor (GAK)
VINDPLAATS JAR 1992/146; ROR 1993/20; OR-informatie 27 januari 1993, p. 49.
Advokatenkollektief Utrecht