Faillissement en surseance
Uitspraak: Adviesrecht bij surseance (1)

Uitspraak: Adviesrecht bij surseance (1)

Is het besluit om surseance van betaling aan te vragen een adviesplichtig besluit? (ROR 1999/17)

Uitspraak Ondernemingskamer: Ja, gedurende de surseance van betaling is medewerking, machtiging of bijstand van de bewindvoerder nodig om daden van beheer of beschikking, betreffende de boedel, te kunnen verrichten. Dit betekent een belangrijke wijziging in de organisatie van de onderneming als ook in de verdeling van bevoegdheden. (art. 25 lid 1 onderdeel e WOR) 

NB: Deze uitspraak is vernietigd door een uitspraak van de Hoge Raad van 6 juni 2001!

Situatie:

IJsselwerf is een onderdeel van de YVC-groep waarvan YVC Holding BV de moedervennootschap is. De algemeen directeur van de Holding is tevens algemeen directeur van IJsselwerf. IJsselwerf bouwt speciaalschepen op de vestigingen in Capelle aan den IJssel en in Groot Ammers en heeft ongeveer 265 werknemers in dienst. De reparatiewerven van de YVC-groep zijn YVC Bolnes BV te Bolnes en YVC Rotterdam United Shipyards BV te Schiedam. Het Businessplan 1998-2001 van de Holding van 4 mei 1998 voorziet in een concentratie van de activiteiten: de reparatiewerf te Bolnes zal medio 1999 verhuizen naar de Schiedam-locatie; in 2001 wordt de nieuwbouwwerf verplaats van Capelle aan den IJssel naar Schiedam. IJsselwerf besloot op 27 januari 1999 de reparatiewerf en de reparatieactiviteiten van Wilton-Feijenoord over te nemen. In verband met deze overname werd met de vakbonden een werkgelegenheidsgarantie van twee jaar na transactiedatm voor alle werknemers van YVC en Wilton-Feijenoord overeengekomen. De transactie vond begin maart 1999 plaats. In april/mei 1999 is binnen de YVC-groep een geheim intern concept-scenario opgesteld voor de reorganisatie van YVC Nieuwbouw Capelle aan den IJssel. Het scenario voorziet onder meer in afvloeiing van ongeveer 60% van het Cappelle-personeel. IJsselwerf heeft op 4 juni 1999 voorlopige surséance van betaling verzocht en verkregen. Op 24 augustus 1999 is definitieve surséance van betaling verleend. De Ondernemingsraad meent dat ten onrechte aan hem geen advies is gevraagd voor het besluit surséance van betaling aan te vragen. Volgens de Ondernemingsraad houdt dit besluit tevens in, een besluit tot beëindiging van de activiteiten van de vennootschap. Daarom verzoekt de Ondernemingsraad de Ondernemingskamer ten aanzien van beide besluiten te verklaren, dat IJsselwerf in redelijkheid niet tot het besluit heeft kunnen komen.

Ondernemingskamer:

Het gegeven dat gedurende een surseance van betaling de vennootschap geen daden van beheer of beschikking betreffende de boedel kan verrichten zonder medewerking, machtiging of bijstand van de bewindvoerder, leidt tot een belangrijke wijziging in de organisatie van de onderneming, alsook in de verdeling van bevoegdheden binnen de onderneming. Het besluit tot aanvragen van een surséance valt zodoende onder art. 25 lid 1 onder e WOR. Daaraan doet niet af dat de beantwoording van de vraag op welke wijze omtrent een gedane aanvraag dient te worden beslist tot de -exclusieve- bevoegdheid van de Rechtbank behoort. Er zijn nu nog onvoldoende gegevens beschikbaar om te kunnen oordelen dat, zoals de OR stelt, in het besluit om surséance van betaling aan te vragen een besluit tot beëindiging van de activiteiten van IJsselwerf ligt besloten. Het hedenmorgen door de Ondernemingskamer, op verzoek van FNV Bondgenoten, gelaste onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van IJsselwerf en YVC Holding BV zal, naar mag worden aangenomen, feiten en omstandigheden aan het licht brengen die voor de beoordeling van deze vraag van belang zijn. De Ondernemingskamer houdt daarom, in afwachting van de resultaten van de enquête, iedere verdere beslissing aan. 

DATUM UITSPRAAK:21 oktober 1999 
RECHTERLIJK COLLEGE: Ondernemingskamer
NAAM PARTIJEN: Ondernemingsraad YVC IJsselwerf BV / YVC IJsselwerf BV
VINDPLAATS: ROR 1999/17

Advokatenkollektief Utrecht

Deel dit bericht