Mede-ondernemerschap (overheid en profit)
Uitspraak: Adviesrecht besluit provincie (3)

Uitspraak: Adviesrecht besluit provincie (3)

Uitspraak Hoge Raad inzake medeondernemerschap provincie en adviesrecht OR bij het voorgenomen besluit tot opheffing Waterschap. (ROR 2000/24)

Situatie:

Cassatie is ingesteld tegen de beschikking van de Ondernemingskamer die oordeelde dat de provincie over het ontwerpbesluit tot opheffing van het waterschap -in overleg met het waterschap- aan de ondernemingsraad van het waterschap advies had moeten vragen. De Ondernemingskamer beschouwde de provincie in deze als mede-ondernemer. 

Hoge Raad: 

Het middel bestrijdt in de eerste plaats het oordeel van de Ondernemingska­mer dat de provincie voor de toepassing van de WOR als medeondernemer moet worden beschouwd. Dit middel treft doel. Het feit dat een door een ander dan de ondernemer genomen besluit met de strekking als bedoeld in artikel 25 WOR rechtstreeks ingrijpt in de onderneming, is onvoldoende om aan te nemen dat die ander zich reeds door het enkel nemen van het besluit de hoedanigheid verschaft van medeondernemer in de zin van de WOR. Om een ander dan de ondernemer die de ondernemingsraad heeft ingesteld, naast die ondernemer als medeondernemer te kunnen aanmerken, is nodig dat feiten en omstan­digheden worden gesteld waaruit volgt dat die ander ten opzichte van de desbetreffende onderneming een positie inneemt die hem stelselmatig een zodanige invloed op de besluitvorming binnen de onderneming verschaft dat gezegd kan worden dat de onderne­ming mede door die ander in stand wordt gehouden. Daarvan is in de verhouding tussen de provincie en het waterschap geen sprake. Ook de omstandigheid dat het in geding zijnde besluit door zijn aard valt buiten de sfeer van de aan organen van een waterschap toeko­mende bevoegdheden, verzet zich ertegen dat op grond van dat besluit de provincie voor de toepassing van de WOR op één lijn is te stellen met degene die voor de waterschapsorgani­saties als ondernemer geldt. De in de WOR geregelde medezeggenschap van werknemers heeft slechts betrekking op hetgeen in of door de onderneming waarin de werknemers werkzaam zijn, aan zeggenschap wordt uitgeoefend. De beschikking van de Ondernemings­kamer wordt vernietigd en het verzoek van de ondernemingsraad wordt alsnog afgewezen. 

DATUM UITSPRAAK: 26 januari 2000
RECHTERLIJK COLLEGE: Hoge Raad 
NAAM PARTIJEN: Provincie Gelderland / Ondernemingsraad Waterschap Polderdistrict Betuwe 
VINDPLAATS: ROR 2000/24; Rvdw, 2000, 31; NJ 2000, 224; JAR 2000/46

Advokatenkollektief Utrecht

Deel dit bericht