Politiek primaat
Uitspraak: Adviesrecht besluit provincie (1)

Uitspraak: Adviesrecht besluit provincie (1)

Wat is het gevolg als de Provincie een ontwerpbesluit tot opheffing van vier waterschappen niet ter advisering voorlegt aan de OR van de Waterschappen maar alleen aan Provinciale Staten? (NJ 1999)

Uitspraak Ondernemingskamer: De besluitvorming van Provincie en Waterschap moet worden opgeschort want de OR moet om advies worden gevraagd. Het Waterschap is als ondernemer in de zin van de WOR verplicht om advies te vragen. De Provincie is mede-ondernemer in de zin van de WOR omdat het besluit van de Provincie rechtstreeks ingrijpt in de onderneming van het Waterschap. De Provincie moet als mede-ondernemer ook waarborgen dat de OR om advies wordt gevraagd. Het beroep van de Provincie op het primaat van de politiek gaat niet op omdat de besluiten zullen gevolgen hebben voor de werkzaamheden van de in de onderneming van het Waterschap werkzame personen. (art. 25 WOR, art. 26 lid 5 WOR, art. 46d WOR) 

NB: Deze uitspraak is vernietigd door een uitspraak van de Hoge Raad van 26-01-2001!

Situatie:

Gedeputeerde Staten (GS) van de Provincie Gelderland hebben ter besluitvorming aan de Provinciale Staten voorgelegd het ontwerpbesluit tot opheffing van een viertal waterschappen en een zuiverschap en de instelling van het Waterschap Vierstromengebied per 1 jan. 2000, terwijl reeds per 1 jan. 1999 een (overgangs)bestuur moet gaan functioneren. De besluiten zijn vanaf 19 september 1998 ter visie gelegd. De ondernemingsraad meent dat hem ten onrechte geen advies is gevraagd omtrent deze besluiten en gaat in beroep.

Ondernemingskamer: 

Ook al is juist dat de nu door de ondernemingsraad bestreden besluiten van GS de vorm hebben van "slechts" een standpunt -overigens in de zin van de Waterschapswet en daarmee reeds van een verdergaande betekenis dan dat woord gemeenlijk heeft- onderscheidenlijk van een besluit van GS om een ontwerp-besluit -in de zin van diezelfde wet- aan Provinciale Staten voor te leggen, gevolgd door ter visielegging, en dat de -uiteindelijke- beslissingsbevoegdheid niet bij GS berust doch bij Provinciale Staten, dat neemt niet weg dat vanuit het oogpunt van de aan een ondernemingsraad toekomende medezeggenschapsrechten op grond van de WOR in dit geval sprake is van een reeds genomen besluit in de zin van die Wet. De OK betrekt in dat oordeel mede dat een andere opvatting en meer in het bijzonder de opvatting dat de rechten van de ondernemingsraad eerst zouden kunnen en mogen worden uitgeoefend nadat de besluitvorming door Provinciale Staten heeft plaats gevonden -en het beroep nu dus als prematuur zou moeten worden gekwalificeerd- in het onderhavige geval tekort zou doen aan de in de WOR gewaarborgde rechten van een ondernemingsraad, die immers zich op een zodanig tijdstip een oordeel moet kunnen vormen en advies moet kunnen geven, dat dat oordeel en dat advies nog van wezenlijke invloed kunnen zijn op te nemen besluiten (HR 7 oktober 1998). Zulks geldt temeer in het licht van de mededeling van de advocaat van de provincie dat niet het voornemen bestond of bestaat om hetzij voordat, hetzij nadat Provinciale Staten aan een beslissing toekomen onderscheidenlijk zijn toegekomen dan wel in samenhang met het nemen van een beslissing aan de ondernemingsraad (alsnog) advies te vragen. De OK betrekt bij dit oordeel verder dat ook het Waterschap blijkbaar uitgaat van een besluitvormingsproces dat reeds thans -mede- definitieve beslissingen bevat. De verplichting advies te vragen rust tenminste op het Waterschap als ondernemer in de zin van de WOR. De Provincie moet voor toepassing van de WOR in ieder geval als mede-ondernemer worden aangemerkt (OK 2 april 1998, JAR 1998/97) nu de besluiten zijn genomen door -GS als orgaan van- de Provincie en die besluiten rechtstreeks ingrijpen in de onderneming van het Waterschap. Het beroep van de Provincie op het primaat van de politiek gaat niet op nu de besluiten gevolgen zullen hebben voor de werkzaamheden van de in de onderneming van het Waterschap werkzame personen. Die gevolgen kunnen niet van de opheffing worden geabstraheerd. De Provincie en het Waterschap moeten de besluitvorming opschorten. 

DATUM UITSPRAAK: 22 oktober 1998 
RECHTERLIJK COLLEGE: Ondernemingskamer 
NAAM PARTIJEN: 
Ondernemingsraad van het Waterschap Polderdistrict Betuwe / 1. Waterschap Polderdistrict Betuwe en 2. Provincie Gelderland 
VINDPLAATS: NJ 1999, 187

Advokatenkollektief Utrecht

Deel dit bericht