Werktijdenregeling
Uitspraak: ADV-rooster (1)

Uitspraak: ADV-rooster (1)

Heeft de OR instemmingsrecht bij een besluit om een regeling te treffen voor de toewijzing van roostervrije uren in het kader van arbeidsduurverkorting? (ROR 1987/35)

Uitspraak Hoge Raad: Ja, dit besluit vertoont zowel trekken van een werktijdregeling als van een vakantieregeling. Het is een werktijdregeling omdat bepaald wordt op welke tijdstippen wel en welke niet hoeft te worden gewerkt. Omdat de regeling de vaststelling van roostervrije dagen betreft, is het ook te zien als een vakantieregeling. 

Situatie:

Vooruitlopend op een in de CAO voor het Bankbedrijf 1985 te regelen arbeidsduurverkorting, bevat de CAO 1983-1984 een experimentele regeling, op grond waarvan elk half jaar door de werkgever 24 uren worden aangewezen, waarop de werknemer niet hoeft te werken, de zgn. roostervrije uren. In augustus 1983 deelde de ondernemer aan de Centrale Ondernemingsraad mee dat was besloten tot invoering van roostervrije uren voor het eerste half jaar 1984 over te gaan. De Centrale Ondernemingsraad riep de nietigheid van dit besluit in, omdat dit besluit een vaststelling cq wijziging inhield van een vakantie- of werktijdregeling als bedoeld in art. 27 lid 1 onder c WOR. Daarop verzocht de ondernemer aan de kantonrechter te bepalen dat de Centrale Ondernemingsraad ten onrechte de nietigheid van dit besluit had ingeroepen.

Kantonrechter:

De aanwijzing van telkens 24 roostervrije uren voor de werknemers is een besluit van algemene strekking en kàn een regeling opleveren in de zin van art. 27 lid 1 WOR, indien het bijzonder in lid 1 onder c is genoemd. Maar in dit geval brengt de toekenning van roostervrije dagen geen wijziging in de regeling van de werktijden als zodanig noch worden daarbij andere werktijden voor de werknemers vastgesteld; zij betekent slechts dat die werknemers op de door de ondernemer aan te wijzen uren geen werk hoeven te verrichten. Evenmin is, gezien de tekst van de CAO, sprake van een vakantieregeling.

De arbeidsduur wordt gewijzigd door de invoering van roostervrije uren, maar dit gaat niet gepaard met een wijziging van de werktijden, zodat nu de regeling van de arbeidsduur niet wordt genoemd in art. 27 lid 1 onder c WOR, in deze geen instemmingsrecht kan worden geclaimd. Partijen zijn niet in beroep gegaan van deze beschikking, maar gezien de vele kritiek die deze beschikking ontmoette heeft de Procureur Generaal bij de Hoge Raad cassatie in het belang van de wet aangetekend.

Hoge Raad:

Toekenning van roostervrije uren betekent dat de betreffende werknemers op voor ieder van hen door de bank aan te wijzen uren van diens reglementaire werktijd, geen werk behoeven te verrichten. Dergelijke besluiten betreffende ‘roostervrije uren’ vertonen trekken zowel van een werktijdregeling als van een vakantieregeling, een en ander in de zin van art. 27 lid 1 onder c en stemmen -ondanks de door de kantonrechter gesignaleerde verschillen- met deze regelingen in zodanige mate overeen dat zij voor de toepassing van art. 27 lid 1 daarmee op één lijn moeten worden gesteld. Aan de COR komt dus instemmingsrecht toe ter zake van het besluit tot toekenning van roostervrije uren.

DATUM UITSPRAAK: 26 juni 1987
RECHTERLIJK COLLEGE: Hoge Raad
NAAM PARTIJEN: Amsterdam-Rotterdam Bank NV / Centrale Ondernemingsraad Amsterdam-Rotterdam Bank NV.
VINDPLAATS: ROR 1987/35

Advokatenkollektief Utrecht

Deel dit bericht