Uitspraak: Aanstellingsbeleid in Sociaal plan
Is de selectieprocedure in het Sociaal Plan (SP) een regeling waarover de OR het instemmingsrecht toekomt, nu de werkgever het SP eenzijdig vaststelt omdat het overleg met de bonden niet tot overeenstemming heeft geleid? (JAR 2008/122)
Uitspraak Voorzieningenrechter Amsterdam: Nee, een uitsluitend voor een bepaalde reorganisatie in het leven geroepen SP is slechts bestemd voor eenmalige toepassing en betreft niet het aanstellings-, ontslag- of bevorderingsbeleid binnen de onderneming.
Situatie:
In juni 2007 heeft Dienst Stadstoezicht de OR advies gevraagd over het voornemen tot bezuiniging en reorganisatie. De reorganisatie houdt in dat 98 formatieplaatsen bij Dienst Stadstoezicht zullen verdwijnen. In het kader daarvan is een sociaal plan (SP) opgesteld. Daarin is een procedure voor het plaatsen van medewerkers in de nieuwe organisatie opgenomen. De plaatsingsprocedure houdt in dat alle functies in de nieuwe organisatie vervuld worden op basis van kwaliteit.
De OR heeft advies uitgebracht. Hij schrijft daarin dat, hoewel de vakbonden als eerste betrokken zijn bij het tot stand komen van het SP, hij hier een advies over wil geven. Hem wordt immers een oordeel gevraagd over de plannen, de gevolgen voor de medewerkers en de wijze waarop deze worden opgevangen. Gezien de reacties van medewerkers adviseert hij opnieuw met de bonden te overleggen en selectie op kwaliteit te vervangen door anciënniteit. Een grote groep medewerkers heeft er geen vertrouwen in dat selectie op kwaliteit op een geheel objectieve wijze zal plaatsvinden. Ook al doordat er medewerkers zijn die de afgelopen jaren geen functioneringsgesprekken hebben gehad. De vakbonden hebben op 9 november 2007 het voorstel verworpen omdat de meerderheid van haar leden niet in kon stemmen met selectie op basis van kwaliteit.
Omdat nader overleg tussen ondernemer en bonden niet tot overeenstemming heeft geleid, heeft de ondernemer het SP eenzijdig vastgesteld en aan de OR ter advisering voorgelegd. De OR heeft laten weten van mening te zijn dat er tevens sprake is van een instemmingsplichtig besluit – gelet op de voorgestelde selectieprocedure – (art 27 lid 1 onder e WOR), waarvoor de OR geen instemming heeft gegeven. De ondernemer heeft nadien het SP bekrachtigd en desgevraagd de OR medegedeeld dat er geen instemming zal worden gevraagd voor het besluit betreffende het selectiecriterium in het SP.
De OR vordert de ondernemer te verplichten uitvoering van het besluit om in de reorganisatie bij de plaatsing van medewerkers het criterium kwaliteit toe te passen te schorsen en zich te onthouden van (verdere) handelingen die strekken tot uitvoering daarvan. Hiertoe stelt hij dat het besluit zijn instemming nodig heeft op grond van art 27 lid 1 onder e WOR. Nu de ondernemer geen overeenstemming heeft bereikt met de bonden komt het instemmingsrecht aan hem toe. Hij betoogt dat het selectiecriterium kwaliteit niet is ingevuld. Er zijn in de afgelopen jaren te weinig, beoordelings- en functioneringsgesprekken gehouden met de betrokkenen. Daardoor is bij hen onbekend of zij mogelijk (niet) voldoen aan het criterium kwaliteit voor een functie in de nieuwe organisatie.
De ondernemer voert aan dat art 27 lid 1 onder e WOR niet van toepassing is op het SP, omdat geen sprake is van een regeling als bedoeld in art 27 lid 1 WOR en omdat de uitzondering van lid 3 van dat artikel van toepassing is.
Voorzieningenrechter:
De OR heeft gesteld dat het ontbreken van overeenstemming met de bonden er toe leidt dat alsnog zijn instemming met het besluit moet worden gevraagd. Dit standpunt kan niet worden gevolgd. Als een ondernemer geen akkoord bereikt met de bonden over een besluit als bepaald in art 27 lid 1 WOR, dan dient hij, behoudens de in lid 3 van die bepaling genoemde uitzondering, instemming van de OR te vragen. Het voorgenomen reorganisatiebesluit, waarvan het SP onderdeel is, is echter geen regeling als bedoeld in art 27 lid 1 WOR, maar behoort tot de besluiten als bedoeld in art 25 lid 1 onder d WOR waarover de ondernemer de OR advies dient te vragen.
Het 3e lid van art 25 WOR verplicht de ondernemer aan de OR een overzicht te geven van beweegredenen voor het te nemen besluit en van de gevolgen die het besluit naar valt te verwachten zal hebben voor de in de onderneming werkzame personen en van de naar aanleiding daarvan voorgenomen maatregelen. Tot die maatregelen behoort in dit geval ook het SP voor de werknemers die door de reorganisatie worden geraakt.
Een uitsluitend voor een bepaalde reorganisatie in het leven geroepen SP is slechts bestemd voor eenmalige toepassing en betreft niet het aanstellings-, ontslag- of bevorderingsbeleid binnen de onderneming. Dit wordt niet anders doordat de bonden geen overeenstemming met de ondernemer bereiken over de inhoud van het SP dat uitsluitend werking heeft voor de voorgenomen reorganisatie. Reeds hierop stuit de vordering af. De vraag of art 27 lid 3 WOR van toepassing is kan daarom onbesproken blijven. Op grond van art 22a WOR kan de OR niet in de proceskosten worden veroordeeld.
DATUM UITSPRAAK: 28 februari 2008
RECHTERLIJK COLLEGE: Rechtbank Amsterdam
NAAM PARTIJEN: OR Dienst Stadstoezicht / Gemeente Amsterdam
VINDPLAATS: JAR 2008/122
Advokatenkollektief Utrecht