Arbeidsomstandigheden
Uitspraak: Aanpassen kledingpakket

Uitspraak: Aanpassen kledingpakket

Heeft de ondernemer in redelijkheid tot het wijzigen van het kledingpakket kunnen komen? (ARO 2005/138, JAR 2005/232, comm. LJS OR Informatie 2005/12)

Uitspraak Ondernemingskamer: het besluit van de ondernemer is genomen conform de aanbeveling van een projectgroep (waar OR-leden onderdeel van uitmaakten), waarbij de representativiteit van medewerkers voorop stond. 

Situatie:

HTM verzorgt het openbaar vervoer in Den Haag en omgeving door middel van tram- en buslijnen. Er zijn 2400 werknemers in dienst. HTM voorziet een deel van de werknemers van bedrijfskleding. Voor de verstrekking van kleding wordt een puntensysteem gehanteerd. Bij indiensttreding ontvangt een werknemer een complete garderobe. Vervolgens wordt er jaarlijks een aantal kledingpunten toegekend, welke punten kunnen worden gebruikt om uit het assortiment kleding dat HTM biedt, de persoonlijke garderobe aan te vullen en versleten of verloren kleding te vervangen. Tot voor kort betrok HTM de bedrijfskleding bij ID Company Fashion BV. Op jaarbasis was hiermee € 400.000,- gemoeid. In verband met klachten over de uitvoering van het contract door ID Company Fashion heeft HTM in overweging genomen het contract niet te verlengen en om te zien naar een andere leverancier. Hiertoe is de projectgroep Kleding in het leven geroepen, die als opdracht had een Europese aanbestedingsprocedure voor te bereiden, te begeleiden en zich te buigen over de samenstelling van het kledingpakket. Op 21 juni 2004 heeft HTM de OR advies over de aanbestedingsprocedure gevraagd. In zijn positieve advies heeft de OR opgenomen dat wanneer er in de toekomst wijzigingen in het kledingpakket zouden zijn, de OR advies- dan wel instemmingsaanvragen zal krijgen. Op 28 juli 2004 laat HTM de OR weten van het besluit het Europees aanbesteden te starten en deelt mee dat eventuele wijzigingen in het assortiment ter advisering zullen worden voorgelegd. In de afrondende aanbeveling die de projectgroep op 13 december 2004 uitbracht is opgenomen dat het aantal kledingstukken dient te worden beperkt en dat de minst in trek zijnde kledingstukken, zijnde de rok en de bermuda, uit het kledingpakket voor het vrouwelijk personeel moesten komen te vervallen en dat opnieuw de broekrok aan het pakket zou worden toegevoegd. HTM neemt de aanbeveling over en stelt de OR bij brief van 6 januari 2005 daarvan op de hoogte. Op de adviesaanvraag van 26 januari 2005 brengt de OR op 17 maart 2005 negatief advies uit. Volgens de OR levert de bermuda een belangrijke bijdrage aan het welzijn van het rijdend personeel tijdens de warme zomermaanden. De bermuda is al eerder onderwerp van geschil geweest tussen de OR en HTM, omdat deze alleen voor vrouwelijke werknemers beschikbaar was en de OR namens de werknemers heeft verzocht om het dragen van een korte broek of bermuda door de mannelijke werknemers toe te staan. De ondernemer heeft toen laten weten dat men dit vanuit het oogpunt van representativiteit niet toestaat en dat er vanuit het oogpunt van arbeidsomstandigheden evenmin redenen waren om een bermuda (of korte broek) in het kledingpakket op te nemen. De OR heeft zich tot de Commissie Gelijke Behandeling gewend en deze heeft op 2 december 2004 als oordeel gegeven dat het een verboden onderscheid op grond van geslacht is nu het kledingreglement slechts voor vrouwen voorziet in de mogelijkheid tot het dragen van een bermuda. De ondernemer laat op 13 april 2005 weten het kledingpakket aan te passen zoals eerder voorgesteld (met toevoeging van de damesrok aan het assortiment).
De OR stelt beroep in. 

Ondernemingskamer

De ondernemer heeft de OR over de wijziging van het kledingpakket het adviesrecht gegeven, zoals blijkt uit de brieven van 28 juli 2004 en 26 januari 2005. Er is sprake van een overeenkomst als bedoeld in artikel 32 lid 2 WOR. De OR is ontvankelijk in zijn verzoek. Nu de eerdere besluiten van de ondernemer zonder advies van de OR zijn genomen, is het besluit genomen op 13 april 2005, na advies van de OR, blijkbaar bedoeld in plaats te komen van het besluit van 4 dan wel 6 januari 2005 (welke zonder het advies van de OR waren genomen). Daarbij heeft het verzoek van de OR ook betrekking op het besluit van 13 april 2005 en is de OR alleen daarom al ontvankelijk. 

Wat HTM over de arbeidsomstandigheden in relatie tot kleding heeft gesteld is door de OR niet weersproken. De Ondernemingskamer acht het op de arbeidsomstandigheden gestoelde argument van de OR dan ook geen grond opleveren voor het oordeel dat de ondernemer het besluit in redelijkheid niet had kunnen nemen. In dit verband is het niet zonder belang dat het besluit van de ondernemer over de nieuwe samenstelling van het kledingpakket niet berust op een door of vanwege het bestuur van de ondernemer zelf ontworpen plan, maar werd genomen geheel conform een aanbeveling van een projectgroep Kleding, bestaande uit 7 leden, waaronder twee leden van de OR. 

Of het besluit van de ondernemer is ingegeven door het oordeel van de Commissie Gelijke Behandeling kan in het midden blijven. Als het besluit van de ondernemer om de damesbermuda uit het kledingpakket te verwijderen al werd ingegeven door de gedachte dat daarmee zou worden voorkomen dat mannelijke werknemers hun werk zouden kunnen uitoefenen in een bermuda, een mogelijkheid welke door de ondernemer uit een oogpunt van representativiteit onwenselijk werd geacht, kan niet kan worden gezegd dat de ondernemer niet in redelijkheid tot dat besluit had kunnen komen. In een dergelijke afweging dient immers aan de ondernemer een grote beoordelingsruimte te worden gelaten. Daarbij moeten uiteraard de eisen van veiligheid en arbeidsomstandigheden in aanmerking worden genomen maar die zijn hier, zoals eerder al overwogen, niet in het geding. Het oordeel van de Commissie Gelijke Behandeling doet hier niet aan af. Het oordeel van de CGB leidt niet tot een verplichting van de door haar in het ongelijk gestelde partij. 

De Ondernemingskamer wijst het verzoek van de OR af. 

DATUM UITSPRAAK: 22 juli 2005
RECHTERLIJK COLLEGE: Ondernemingskamer
NAAM PARTIJEN: OR HTM Personenvervoer / HTM Personenvervoer 
VINDPLAATS: ARO 2005/138. JAR 2005/232, comm LJS OR informatie 2005/12

Advokatenkollektief Utrecht

Deel dit bericht