Blog

Wetgeving voor verduurzaming – Green Deal

Green Deal
31 januari 2023 / Diederik Prakke

Deze blog eindigt met de WOR, maar dat is maar één ankerpunt voor medezeggenschap over verduurzaming. Zo zijn de COP onderhandelingen (onlangs in Egypte) en de Europese Green Deal inhoudelijk van zeer groot belang. Daar wordt, binnenskamers en op straat, keihard onderhandeld om de wereld te redden. Terwijl aan de andere kant bepaalde landen en bedrijven, uit korte termijn belang, hun bijdrage aan dat gezamenlijke doel proberen te beperken.

Green Deal

Met de Green Deal wordt Europa koploper in verduurzaming, wat zeggingskracht oplevert naar de rest van de wereld. Nederland loopt momenteel zijn achterstand binnen Europa in verduurzaming (met name terugdringen van CO2 uitstoot) in. Door de energietransitie zullen vele banen verloren gaan, maar zullen er nog meer bijkomen. Ook gezien de huidige krapte op de arbeidsmarkt, is er minder rede voor bonden en ondernemingsraden om puur in te zetten op baanbehoud, zoals de afgelopen decennia vaak gebeurde. Maar eerder op een koppositie in de transitie en (bij)scholing voor het werk van de toekomst. Dat is de omkering: vroeger kon je strijden voor baanbehoud door verandering te remmen, nu is het om bedrijf en banen te behouden juist noodzaak om vóór 2030 snel (meer) circulair te worden.

Een paar hoofdpunten van de Europese Green Deal

  • Om onder de 1,5 0C opwarming te blijven, wil Europa in 2050 netto geen CO2 uitstoten en in 2030 55% minder dan in 1990.
  • 500+ bedrijven moeten rapporteren over hun maatschappelijk verantwoord ondernemen (“due diligence”), over zaken als milieu en goed werknemerschap. Het impliceert dat bedrijven goede cijfers moeten hebben van hun uitstoot in het verleden, heden en de implicaties van plannen voor de toekomst (zoals het kabinet dat nu voor Nederland als geheel doet op stikstof en CO2).
  • De “due diligence” betreft niet alleen de eigen onderneming, maar ook voor de toeleverings- en gebruikersketen (“scope 3”). Daarmee moeten 500+ ondernemingen weten en instaan voor wat hun toeleveranciers en de gebruikers van hun product doen en teweegbrengen. Al langer accepteert men van de kledingindustrie niet het argument: “ja, maar die kinderarbeid was bij een bedrijf waarvan wij inkopen – dat kunnen wij niet helpen”. Net zo kan een bank of olieproducent niet zeggen “ja, ons kantoor en onze productie zijn schoon – het zijn onze klanten die CO2 uitstoten”.
  • Deze verantwoordelijkheid geldt ook voor inkoop, productie en afzet buiten Europa. Door importbeleid voorkomt Europa dat werk en vervuiling zich naar het buitenland verplaatsen

Basis vanuit de WOR

Bij SBI Formaat raden we ondernemingsraden aan medezeggenschap niet te bedrijven “met de wet op schoot”. Het is contraproductief als de OR meer op zijn rechten en plichten wijst, dan inhoudelijk en met argumenten meedenkt, meebeweegt of tegenstuurt. Desalniettemin is het goed de bedoeling en hoofdlijnen van de wet te begrijpen. Voor verduurzaming zijn de volgende aspecten van groot belang:

  • Het overlegrecht (artikel 23 lid 2 WOR): zowel OR als bestuurder kunnen te allen tijde milieuvraagstukken agenderen en erover in gesprek gaan. Helemaal los van de vraag of het besluiten betreft waarin de bestuurder de OR verplicht moet vragen om advies of instemming.
  • Het initiatiefrecht (artikel 23 lid 3 WOR): de OR mag niet alleen zorgen of onderwerpen agenderen, het mag ook al met voorgestelde oplossingen komen.
  • Een bijzondere vorm van overleg is het algemene gang van zaken overleg. Tenminste tweemaal per jaar zijn bestuurder en OR verplicht de strategie van de onderneming te bespreken (artikel 24 lid 1) in aanwezigheid van tenminste één van de toezichthouders (artikel 24 lid 2). In deze strategie-vergaderingen moet de bestuurder mededelingen doen over beleid in voorbereiding omtrent milieuzorg (artikel 25 lid 1.l), als dit speelt.
  • In het algemene gang van zaken overleg is nieuw beleid nog niet uitgewerkt, maar wanneer dit wel zo is, heeft de OR adviesrecht over voorgenomen besluiten die verband houden met zorg voor het milieu (opnieuw artikel 25 lid 1.l).
  • Bij zulke voorgenomen besluiten is de bestuurder verplicht de OR de volgende informatie te verstrekken (artikel 25 lid 3):
    • De beweegredenen (het waarom);
    • Het voorgenomen besluit zelf (het hoe);
    • De overwogen alternatieven (dit staat niet in de WOR, maar is via jurisprudentie vereist);
    • De verwachte gevolgen voor de medewerkers;
    • Maatregelen in verband met die verwachte personele gevolgen.

Bij elk strategisch overleg (artikel 24 lid 1) en bij elke voorgenomen organisatorische (advies plichtige) ingreep (artikel 25 lid 1) kan de OR bezien of er consequenties zijn voor het milieu, dan wel of dat het beleid aangepast kan worden om het milieu beter te dienen.

  • Bij alle bovenstaande zaken is het van belang dat de OR het recht heeft deskundigen te raadplegen (artikel 22 lid 1 en 2) en naar het overleg mee te nemen (artikel 16), terwijl de OR en zijn commissies (zoals een VGWM-commissie) ook recht hebben op 5 respectievelijk 3 dagen scholing per jaar (artikel 18 lid 2).
  • Last but not least: De OR heft naast vele rechten (die de OR niet hoeft te gebruiken), ook een verplichting om zorg voor het milieu naar vermogen te bevorderen (artikel 28 lid 4).

 

Geschreven door Diederik Prakke, trainer/adviseur SBI Formaat

Deel dit bericht