Shell is letterlijk een freerider
Peter Henk Steenhuis
BUBBELONIË We trekken ons terug in onze veilige bubbel. Verliezen we het vermogen elkaar te begrijpen en te bereiken? In een serie columns reist journalist Peter Henk Steenhuis langs de grenzen van onze taal op zoek naar de grenzen van onze werelden. Vandaag: belasting.
De meest beeldende reactie op de weigering van Shell om winstbelasting te betalen, kwam van de PVV-er Edgar Mulder: het is vreemd dat Shell wél benzine verkoopt langs de snelweg, maar níet bijdraagt aan de kosten voor de aanleg van wegen en het opleiden van personeel. Shell profiteert gratis van onze wegen, geniet dus wel van de lusten maar draagt niet de lasten. Shell is letterlijk een freerider.
Het beeld van Mulder is zo sterk omdat het naar ons idee de kern raakt van het verschijnsel belasting: omdat niemand in z’n eentje die wegen kan aanleggen, dragen we er allemaal aan bij.
Het klopt wel, maar het deugt niet
Het woord ‘belasting’ heeft een negatieve klank. Belasting werd vroeger in eerste instantie gezien als het gewicht waarmee een voorwerp op een ander voorwerp drukt. Of het was een bezwaar van het gemoed, ook dat kan flink drukken. Nog vervelender: je bent erfelijk belast en loopt daardoor kans op fysieke narigheid. Geen fijn woord, belasting. Logisch dat je onder zo’n last probeert uit te komen.
Dat doel Shell dan ook – en in zijn slipstream volgen Philips en andere bedrijven. En ze zien er geen been in de verantwoordelijkheid van deze specifieke lastenverlichting bij de politiek te leggen. De Schot Alan McLean, hoofd belastingzaken bij de Nederlands-Britse oliemaatschappij, stelde kordaat dat Shell zich aan de regels houdt, en daarom geen winstbelasting betaalt. “De politiek maakt de regels en de wetten.” Als de politiek het anders wil, voegde hij er aan toe, moet ze zelf voor andere regels zorgen. Fijntjes besloot hij: “Maar u moet bij het veranderen van de regels wel de gevolgen in ogenschouw nemen.” Pas erop: als wij mee moeten gaan betalen aan de wegen, kon het er wel eens op neerkomen dat er een paar verhuiswagens besteld worden.
Om de boektitel van Trouw-columnist Stevo Akkerman nog eens aan te halen: ‘Het klopt wel, maar het deugt niet.’ Er zullen niet veel Nederlanders zijn die het gevoel hebben dat dit wél deugt: zij betalen belasting, multinationals niet. Dat is op z’n zachts gezegd weinig solidair.
Het idee dat belasting een solidair beginsel heeft – lasten te zwaar voor het individu dragen we met z’n allen – is van vrij recente datum. Bij de Romeinen moesten burgers al betalen voor de grond waarop zij leefden en werkten, voor de wegen waarover zij zich transporteerden. Maar ook de Romeinen waren freeriders, want deze tributum soli gold voor de andere volkeren die in het Romeinse rijk leefden, niet voor de Romeinen zelf. Ook de belastingen in de Middeleeuwen waren weinig solidair: had de keizer geld nodig, dan klopte hij bij de edelen aan, die de lasten moeiteloos afwentelden op de zwakste schouders.
Dat belastingen in verband worden gebracht met iets als draagkracht gebeurt voor eerst in 1805, toen de Fransen in Nederland een centraal belastingstelsel invoerden, dat gezien wordt als de voorloper van ons stelsel. Elke burger kon een ambtenaar op bezoek krijgen, die bij je thuis langskwam om je bezittingen op te nemen, en te bepalen wat jij kon bijdragen. Meer ramen in huis? Meer rijkdom, meer belasting.
Kregen onze belastingen zo een rechtvaardig en solidair imago? Niets daarvan: belasting bleef iets negatiefs, een soort schuld die wij aan de staat zouden hebben, en die we het liefst ontduiken. Voormalig Denker des Vaderlands, René Gude, stelde enkele jaren terug dat we als maatschappij van solidair naar solitair waren overgegaan: met mij gaat het goed, met ons gaat het slecht.
Psychologische verandering in denkwijze over belastingen
Op een seminar aan de Universiteit van Amsterdam opperde de Duitse filosoof Peter Sloterdijk – een goede vriend van Gude – een paar maanden geleden een optimistisch alternatief. Sloterdijk zei aan de UvA dat het een misvatting is “dat wij als burger een schuld hebben bij de staat. Nee: we zijn het Rijk geen belastingen schuldig, maar onszelf.”
Sloterdijk pleit daarom voor een “semantische verandering met betrekking tot belastingen. Ik denk dat dat dan uiteindelijk een psychologische verandering teweeg zal brengen. Dan zijn we niet langer schuldenaars voor de staat, maar wordt de staat gezien als hoeder van de giften van mensen. Los van of dat geld nu komt van mensen, bedrijven of corporaties.”
Sloterdijk spreekt van een nieuw optimisme gebaseerd op empathie en generositeit; trots en gul. Om niet te worden weggezet als een naïeve optimist, doet hij een beroep op ideeën van Plato: de menselijke psyche bestaat uit drie delen: logos – het verstand – naast eros – levensdrift – en thymos – trots. Sloterdijk: “Eros staat hier voor inhaligheid, voor datgene wat je niet hebt maar wel wilt, het verlangen. Thymos is in zijn oorspronkelijke betekenis trots, morele kracht. Als je alleen maar op die inhaligheid focust, mis je de volledige andere kant. Ik geloof dat ieder individu iets heeft om te geven en daar erkenning voor zoekt.” En op die thymos moeten we een beroep doen, als we het hebben over belasting. We moeten er trots op zijn, dat wij de staat geld kunnen geven. Dat wij belasting kunnen betalen, zorgt voor erkenning, geeft zin aan in ons werk, wij dragen bij aan de samenleving. Omdat wij zo goed presteren.
Deze psychische en semantische veranderingen die Sloterdijk voorstelt, kunnen voor Shell verstrekkende, positieve gevolgen kunnen hebben – tenminste als het bedrijf de morele kracht weet op te brengen. De naam Shell betekent oorspronkelijk ‘die als God is’. Behalve als freerider, die de hoon van het land over zich heen krijgt, zou het bedrijf zich kunnen gedragen als Atlas, die als een God het hemelgewelf op zijn schouders droeg.
Die gevolgen zouden – vrij naar Wikipedia – zo kunnen klinken: “Wij, Shell, wij hebben de sterkste schouders. Wij behoren tot de supermajors, de zes grootste staats-onafhankelijke oliemaatschappijen van de wereld. Met een omzet van US$ 305 miljard (2017) in meer dan 140 landen is Royal Dutch Shell een van de grootste private ondernemingen van de wereld. Trots kunnen wij zeggen: met ons gaat het goed, met onze omzet, met ons excellent opgeleide personeel, met onze klanten die over mooie wegen naar ons toe komen rijden. Daarvoor betalen wij graag belasting in de landen waar wij gevestigd zijn.”