Taak en rol OR ten aanzien van ongewenste omgangsvormen en integriteit
Naar aanleiding van een reeks gebeurtenissen staat het onderwerp ongewenste omgangsvormen en integriteitsvraagstukken weer meer in de belangstelling. Duidelijk wordt dat als organisaties geen goed functionerend intern meldsysteem hebben de schade enorm kan zijn.
Wat is nu de taak en rol van de ondernemingsraad ten aanzien van ongewenst gedrag?
Psychosociale Arbeidsbelasting (PSA)
De ondernemingsraad zou Psychosociale Arbeidsbelasting (PSA) beleid hoog in het vaandel moeten hebben. Onder PSA beleid vallen:
- Intern ongewenst gedrag (ongewenst gedrag tussen medewerkers onderling);
- Extern ongewenst gedrag (ongewenst gedrag tussen medewerkers en derden);
- Werkdruk;
- Seksuele intimidatie.
Uit onderzoek blijkt dat jaarlijks tussen de 13-16% van de medewerkers hiermee te maken krijgt. Het is van invloed op ziekteverzuim en integratie processen. Ook is de productieve schade groot voor organisaties.
Het beleid ongewenst gedrag binnen organisaties richt zich op intern ongewenst gedrag waaronder ook seksuele intimidatie valt (dus (seksuele) intimidatie, agressie en geweld, discriminatie en pesten zijn de bekende termen). De wetgever gaat ervan uit dat dit zaken zijn die negatieve stress en belasting veroorzaken en dus zoveel mogelijk gereduceerd moeten worden.
Regeling behandeling van klachten
Een ondernemingsraad heeft instemmingsrecht artikel 27 j. van de WOR. Dit is een regeling op het gebied van de behandeling van klachten. Maar het gaat niet alleen om het instellen van de regeling maar ook om te bewaken dat de regeling goed werkt. Dat betekent evaluatie en mogelijk bijstelling. Belangrijk is het om ten minste jaarlijks contact te hebben met de interne en mogelijke externe vertrouwenspersonen. Meestal is dit naar aanleiding van de geanonimiseerde jaarrapportage van de vertrouwenspersonen. Waarin in elk geval aantal en aard van de klachten beschreven staan en een mogelijk preventief advies aan de organisatie. Want organisaties moeten conform artikel 3.2 van de Arbowet beleid voeren gericht op preventie van en indien mogelijk voorkoming van PSA en dan moet je weten waar de risico’s binnen jouw organisatie zijn. Dit zou tenminste 1 keer per jaar in een overlegvergadering met bestuurder besproken moeten worden en zou ook aandachtspunt moeten zijn in de Algemene Gang van Zaken vergadering waarin toezichthouders aanwezig zijn.
Belangrijke controle vragen zijn:
- Komen er meldingen binnen bij de vertrouwenspersonen? Als dit niet het geval is, is vaak de bekendheid en/of veiligheid onvoldoende.
- Is er voldoende bekendheid van de vertrouwenspersonen?
- Is er voldoende veiligheid?
- Worden de vertrouwenspersonen geschoold?
- Zijn er jaarrapportages van de vertrouwenspersonen en wat wordt hiermee gedaan?
- Zijn er preventieve maatregelen mogelijk? Belangrijke preventieve maatregelen zijn vaak voorlichting en scholing van de leidinggevenden in het herkennen en omgaan met signalen van PSA (al genoemd in de evaluatie arbowet 2000).
- Zijn er gegevens over risico’s bekend in de RI&E en MTO’s?
- Wordt het onderwerp jaarlijks besproken in een overlegvergadering en Algemene Gang van Zaken vergadering?
Het krijgen van meldingen
Belangrijk is het om te zorgen dat je zoveel mogelijk meldingen krijgt want dan pas ken je de risico’s die de organisatie heeft. Dit betekent dat je beleid moet voldoen aan de volgende criteria:
- Bekendheid
- Veiligheid
- Laagdrempeligheid
Een belangrijk uitgangspunt is dat melders geen nadelige gevolgen mogen ondervinden als ze melden. Deze criteria horen ondernemingsraden te toetsen. Bij een goed werkend receptief systeem krijg je meldingen en kan je je er als organisatie toe verhouden. Als dit niet het geval is loop je eerder het risico dat meldingen naar buiten klappen met enorme schade voor personen en organisatie. Ondernemingsraden en ambtelijk secretarissen moeten er voor zorgen dat het onderwerp en de belangrijke afspraken hieromtrent (met regelmaat) op de agenda van OR en overlegvergadering komen.
Wat is de rol van de OR als het gaat om integriteitsbeleid?
Integriteitsbeleid gaat om zaken die schade kunnen doen aan de organisatie. Hieronder vallen onder andere misbruik van middelen, corrupt gedrag en angstcultuur. Meestal gaat het om zaken die structureel van aard zijn en/of waar meerdere mensen last van hebben.
Instemmingsrecht
Ook hier heeft de OR instemmingsrecht, artikel 27 m. Een procedure voor het omgaan met het melden van een vermoeden van een misstand, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet Huis voor Klokkenluiders; een en ander voor zover betrekking hebbende op alle of een groep van de in de onderneming werkzame personen.
Werking van de regeling
En moet de OR toezien op de werking van de regeling. Weten medewerkers van de regeling? Belangrijke aspecten van de regeling zijn dat er intern op een veilige en indien gewenst anonieme manier gemeld kan worden. Bescherming tegen benadeling is essentieel uitgangspunt geweest bij het wetsvoorstel van Het Huis van de Klokkenluiders. Ook hier is het van belang dat er intern gemeld kan worden zodat organisaties zich zelf tot vermoedens van misstanden kunnen verhouden. Mocht dit niet, onvoldoende gebeuren of vindt er toch benadeling plaats dan kan het Huis van de Klokkenluiders besluiten er een ander vervolg aan te geven, als de melder hier om vraagt.
Belangrijke controle vragen zijn:
- Is er een procedure voor het melden en of omgaan van vermoedens van misstanden?
- Is deze bekend?
- Biedt deze voldoende bescherming tegen benadeling?
- Zijn er meldingen?
- Is er een interne dialoog over de gedragsregels binnen de organisatie?
- Staat het onderwerp op de agenda van de organisatie?
Geschreven door Mariska Pikaart, Senior trainer/adviseur SBI Formaat
Training Ongewenst gedrag en integriteit
In deze training gaan we expliciet in op de criteria waaraan een goed zorgsysteem moet voldoen en hoe de evaluatie en bijstelling in de organisatie kan worden geregeld.
Meer informatie & onze training Ongewenst gedrag en integriteit
Basistraining Vertrouwenspersonen
Deze training is gericht op (nieuwe) vertrouwenspersonen die een goede basis willen leggen voor hun functie. Na deze dag heb je kennis van het wettelijk kader en de vaardigheden voor het voeren van het opvanggesprek.