Het woord ‘passie’ is in een vreemde spagaat terechtgekomen
Peter Henk Steenhuis
BUBBELONIË We trekken ons terug in onze veilige bubbel. Verliezen we het vermogen elkaar te begrijpen en te bereiken? In een serie columns reist journalist Peter Henk Steenhuis langs de grenzen van onze taal op zoek naar de grenzen van onze werelden. Vandaag: passie.
“Bent u nog blij met uw baan?” vroeg de bijlage Tijd vorige week aan haar lezers. De schrijfster van het artikel trok de conclusie dat ‘werken voor ‘brood op de plank’ veranderde in een permanente zoektocht naar ‘passie’.’
Wat betekent dat eigenlijk, passie? De site gedrevendoorpassie.nl definieert passie als “een activiteit, taak of bezigheid waar je jezelf toe aangetrokken voelt, waar je voor leeft. Een hoger doel en levensopdracht.” Wie werk met passie uitvoert “ervaart plezier, je krijgt energie en de tijd verdwijnt naar de achtergrond.”
Oorspronkelijk had het woord een minder plezierig aura. Passie kwam eind dertiende eeuw in het Nederlands al voor in de betekenis van ‘lijden, foltering,’ en dan met name ‘het lijden van onze Heer.’ Deze betekenis komen we nu vooral nog tegen rond Pasen, als we ons massaal op de Matthäus Passion storten. Het woord is via het Frans naar ons toegekomen, maar is ontleend aan het Latijn waar ‘passio’ ‘lijden, foltering; ziekte; gemoedsaandoening, sentiment’, betekent, wat we nog terugzien in het woord patiënt.
Ik vermoed dat de moderne werkers dit niet bedoelen als ze spreken over passie in het werk. Toch kan die zucht naar passie hier wel toe leiden. Voormalig Denker des Vaderlands, René Gude, noemde het zoeken naar passie een vorm van zingeving. Passie gaat over de vraag of je achter de doelen van je werk staat. Het woord is vergelijkbaar met bedoeling, drijfveer, bestemming, drive, je hart volgen of roeping.
Prachtige woorden waarin het hartstochtelijke dicht aan de oppervlakte zit. Toch blijkt het lijden niet ver weg. Dat besefte ik, toen ik een verhaal las van zorgconsultant Paul Verveen. Hij heeft het niet over passie maar over roeping.
Burn-out
In een artikel met de titel ‘Roeping in de zorg, een zegen of een last?’ zegt hij: “Met name in de zorg werken veel mensen die hun werk echt van belang vinden. Immers zij werken en zorgen voor patiënten en cliënten, die vaak in een kwetsbare of afhankelijke positie verkeren. Maar ik zie en merk in mijn werk als adviseur en directiecoach dat legio zorgverleners met roeping enorm gedesillusioneerd raken en zelfs opgebrand raken!”
Verveen onderbouwt zijn waarneming met cijfers: uit de Nationale Registratie door bedrijfsartsen komt naar voren dat de gezondheidszorg goed is voor 25 procent van alle burn-out meldingen. Is er dan toch iets mis met passie of met roeping?
Verveen: “Ik durf keihard te stellen dat roeping in de huidige zorgcontext eerder een last is dan een zegen, en zelfs dat het hebben van een roeping de kans vergroot om ongelukkig te raken!”
Musici
Iets vergelijkbaars geldt ook voor musici. Deze week schreef Trouw over tientallen musici, die zo gedreven zijn dat ze al jaren gratis optreden, bijvoorbeeld tijdens de honderden lunchconcerten die Nederland telt, en waar deze musici, met enig geluk, een lunch krijgen aangeboden.
Het woord ‘passie’ is in een vreemde spagaat terecht gekomen. Voor mensen die vreugdeloos hun werk doen, is passie de graal waar ze hartstochtelijk naar op zoek moeten. Vinden ze die passie niet, dan beginnen ze te lijden onder hun werk, en moet het roer zeker om, want je moet toch echt je hart volgen. Maar bij mensen die bijna van nature hun werk gedreven, met hun hart, vol passie doen – musici, onderwijzers, verplegers – zit die passie zo in de weg, dat ze eronder beginnen te lijden. Zo vindt het woord zijn oorspronkelijke betekenis weer terug.
Op 7 juni organiseert Welkom in Bubbelonie een dag over taal in ‘de polder’. Kosteloos toegankelijk voor Trouwlezers. Klik hier voor meer informatie. Op 14 juni is er een dag voor de zorg. Klik hier voor de hele agenda.