Blog

Het evaluatierapport Wet Bestuur en Toezicht 2013

board_room.jpg
23 maart 2018 / SBI Formaat

Op 1 januari 2013 werd de Wet bestuur en toezicht (deel I) van kracht.
Daarin staan drie zaken geregeld over Governance binnen het vennootschapsrecht:

  1.  Het monistisch bestuursmodel;
  2.  Een maximaal aantal toezichthoudende functies dat iemand kan hebben;
  3. Een streefcijfer (minimaal 30%) voor het aantal vrouwen (en mannen) in raden van bestuur en raden van commissarissen.

In opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) is de werking van de wet onderzocht en verscheen het evaluatierapport eind 2017.
Daarvan volgt hieronder een samenvatting (klik voor het volledige rapport hier).

1.Het monistisch bestuursmodel
In Nederland kennen we het dualistische bestuursmodel waarin een Raad van Commissarissen (RvC) toezicht houdt op het Bestuur van een rechtspersoon. In de Angelsaksische wereld hanteer men een monistisch bestuursmodel met één bestuur dat bestaat uit zowel uitvoerende bestuurders (het Bestuur) als niet uitvoerende bestuurders (de toezichthouders). Doel van de Wet Bestuur en Toezicht is om met het monistisch bestuursmodel, BV’s en NV’s in Nederland aantrekkelijker te maken voor buitenlandse, met name Britse en Amerikaanse, investeerders.

Een van de conclusies uit het rapport is dat het model in een behoefte voorziet. 443 vennootschappen (58 NV’s en 385 BV’s) hadden in 2017 gekozen voor het monistische model. Daarvan was 49% opgericht na 1 januari 2013. Bij grote vennootschappen was het model minder populair. Slechts 4 structuurvennootschappen kozen voor dit bestuursmodel. Van de 168 beursgenoteerde ondernemingen koos 26% voor een monistisch model.

Impressie van ervaringen uit de praktijk
De onderzoekers interviewden een negental mensen die als uitvoerend bestuurder, niet-uitvoerend bestuurder of general council verbonden waren aan beursgenoteerde vennootschappen, vennootschappen met private equity investeerders als aandeelhouders en familiebedrijven. Hieruit kunnen geen algemeen geldende conclusies worden getrokken, maar geeft wel een beeld. De geïnterviewden geven aan vooral het gevoel te hebben dat de inrichtingsvrijheid van de regeling in hun geval is gebruikt om de positie van de niet-uitvoerende bestuurders (de toezichthouders) te versterken. Besluiten worden bijna altijd op basis van consensus genomen en er wordt nergens melding gemaakt van blokvorming van uitvoerende tegenover niet-uitvoerende bestuurders. Andere genoemde voordelen: de niet uitvoerende bestuurders hebben een beter geïnformeerde positie en er wordt meer bestuurlijke slagvaardigheid ervaren.

Risico’s monistisch bestuursmodel
Het monistisch bestuursmodel is minder aantrekkelijk door de vergrote kans op tunnelvisie en “meebesturen” waardoor het houden van (onafhankelijk) toezicht door de niet-uitvoerende bestuurders in het gedrang komt. De eind 2016 vastgestelde Nationale Governance Code legt hier erg de nadruk op en het is jammer dat de onderzoekers hieraan geen aandacht besteden. Zij constateren slechts dat hen niets gebleken is van aanwijzingen dat het monistische bestuursmodel onvoldoende waarborgen bevat voor een goede balans tussen bestuur en toezicht. Verder geven zij aan dat deze balans vooral afhankelijk is van de wijze waarop de vennootschap het model vorm geeft en van de personen die de functies van uitvoerend en niet-uitvoerend bestuurder bekleden en hoe zij hun functie vervullen.

Taakverdeling, bestuurdersaansprakelijkheid en tegenstrijdig belang
De Wet bestuur en toezicht 2013 bevat ook een aanpassing van de taakverdeling binnen het bestuur met een aanscherping van de bestuursaansprakelijkheid. Volgens de onderzoekers sloot dit aan bij ontwikkelingen in de jurisprudentie en betreft dat geen koerswijziging. Ook de regeling van het tegenstrijdig belang van Bestuurders en Commissarissen was nieuw. In de onderzochte periode bleek dit slechts in 1 rechtszaak een rol te hebben gespeeld.

2. Beperkt aantal toezichthoudende functies per persoon
De limiteringsregeling in de wet beperkt het aantal toezichthoudende functies dat één persoon mag hebben tot 5, waarbij een voorzitterschap voor twee telt. Voor bestuurders geldt dat zij naast hun functie als bestuurder maximaal 2 toezichthoudende functies mogen vervullen. En iemand die voorzitter is van een toezichthoudend orgaan mag niet ook benoemd worden tot bestuurder.

De regeling geldt voor grote NV’s, BV’s en commerciële c.q. semipublieke stichtingen, volgens het jaarrekeningenrecht. Het doel van deze regeling:

  • De kwaliteit van het toezicht verbeteren;
  • Een bijdrage leveren aan het doorbreken van het ‘Old Boys Network’;
  • Bijdragen aan het voorkomen van belangenverstrengeling als sprake is van te grote concentratie van veel functies in weinig handen.

De onderzoekers constateren dat er naast de algemene limiteringsregeling ook nog sectorale limiteringsregelingen bestaan (bijv. voor banken en pensioenfondsen). Deze samenloop maakt het voor personen die betreffende functies ambiëren soms tot een ingewikkelde puzzel. Het blijft bij deze constatering, een mogelijke oplossing wordt niet geboden.

Er is gekeken of de huidige regeling moet worden afgezwakt door er alleen een “pas toe of leg uit” regeling van te maken. Dat wordt verworpen omdat de huidige regeling algemeen geaccepteerd is en goed wordt nageleefd. Ook wordt de vraag gesteld of de bepaling dat een voorzitterschap voor twee telt moet worden herzien, omdat aan het voorzitterschap bijzondere eisen worden gesteld die het aantal geschikte kandidaten beperken. De uiteindelijke aanbeveling is om een voorzitterschap voor 1,5 te tellen. Daarmee kan iemand maximaal 3 voorzitterschappen vervullen.

Er is nagegaan of de limiteringsregeling heeft bijgedragen aan het terugdringen van de concentratie van functies. Dat leidde tot de verrassende conclusie dat deze concentratie al bij het ingaan van de wet in 2013 sterk was teruggelopen. In feite bleek de wet een bevestiging van een al bestaande tendens.

3. Diversiteit in het bestuur en de RvC
De streefcijferregeling in de wet moet leiden tot een evenwichtiger M/V-verdeling in het bestuur en raden van commissarissen: ten minste 30% van de leden vrouw en ten minste 30% man. Zolang een onderneming daaraan niet voldoet geldt het principe “pas toe of leg uit”. Hoewel de regeling alleen geldt voor grote NV’s en grote BV’s, is ook gekeken naar de situatie bij grote semipublieke ondernemingen, vooral stichtingen.

Onduidelijkheden
De streefcijferregeling leidt tot verschillende onduidelijkheden. Hoe toe te passen bij een eenhoofdig bestuur? En kijk je bij een monistisch model naar het gehele bestuur of apart naar de uitvoerende en de niet-uitvoerende bestuurders? De onderzoekers pleiten voor dit laatste. Hoe zit het met het versterkte voordrachtrecht van de OR bij structuurvennootschappen? Kan een kandidaat bijvoorbeeld worden afgewezen met een beroep op de streefcijferregeling? De regeling is bovendien makkelijk te omzeilen door één mannelijke bestuurder aan te stellen met een volledig mannelijk MT. De onderzoekers stellen voor om ook het managementniveau direct onder het bestuur onder de regeling te brengen.

Streefcijfers niet gehaald
Weinig ondernemingen voldoen aan de streefcijfers. Zeker op bestuursniveau, maar op het niveau van de RvC’s worden de streefcijfers zelfs in de verste verte niet gehaald. De voorzitter van de commissie Monitoring Streefcijfers noemde onlangs voor het eerst de optie van een verplicht quotum. En hoewel het bij beursgenoteerde ondernemingen iets beter is dan bij BV’s ontbreekt in veel gevallen een verantwoording. Belanghebbenden kunnen in dat geval een jaarrekeningprocedure beginnen, omdat de jaarrekening dan niet naar behoren is samengesteld.

Grote stichtingen blijken afgezet tegen het landelijk gemiddelde de streefcijfers bijna (bij besturen) of ruimschoots (toezichthouders) te behalen, echter zijn er nog veel individuele instellingen die niet aan de norm voldoen. De onderzoekers doen de aanbeveling om de regeling uit te breiden tot stichtingen, coöperatieve verenigingen en onderlinge waarborgmaatschappijen.

Ondernemingsraad
Voor informatie over bestuur en toezicht en het belang daarvan voor de OR: steunpuntgovernance@sbiformaat.nl.

Deel dit bericht