Bussemaker degradeert de professional
Peter Henk Steenhuis
BUBBELONIË We trekken ons terug in onze veilige bubbel. Verliezen we het vermogen elkaar te begrijpen en te bereiken? In een serie columns reist journalist Peter Henk Steenhuis langs de grenzen van onze taal op zoek naar de grenzen van onze werelden. Vandaag: Protocol & professional.
‘Artsen en patiënten spreken elkaars taal niet meer’, zei voormalig minister Jet Bussemaker vrijdag in NRC Handelsblad. Dat is interessant, dacht ik. Ik speur al een tijd naar veranderende taal die ons denken en handelen bepaalt. Bijvoorbeeld de woorden patiënt en cliënt.
Een patiënt was iemand die in het verleden geduldig – patience – zijn lijden onderging, in afwachting van de alwetende arts. Dat is veranderd, de patiënt werd cliënt, een klant die zich koning waant. En zo werd hij behoorlijk assertief. Wie zichzelf ziet als cliënt stapt anders op een arts af dan wie zich patiënt noemt. Die taalverandering zit nogal wat artsen in de weg, maar heeft ook nogal wat burgers mondiger gemaakt. Niet per se goed of slecht – anders.
Sprak Bussemaker hierover? Nee, het ging over haar beleid als staatssecretaris en minister, en haar poging professionals in zorg en onderwijs meer vrijheid te geven. Dat was niet gelukt, gaf Bussemaker toe, ‘wij zijn doorgeschoten in denken in protocollen en richtlijnen. De reflex om richtlijnen te maken zie je terug in alle sectoren van de zorg, maar ook bijvoorbeeld in het onderwijs. Professionals werken graag een afvinklijstje af, het geeft houvast en voldoening’.
Afvinklijstje
Het woord protocol heeft een Grieks, Romeinse afkomst: prōtos betekent eerste, en kólla betekent lijm. Een protocol was het eerste blad met allerlei mededelingen dat vooraan een papyrusrol gelijmd werd. Later werd het protocol een document waarin werd vastgelegd op welke manier bepaalde activiteiten moeten worden uitgevoerd. Zoals Bussemaker protocol gebruikt lijkt het woord wat in status gedaald: ze noemt het in een adem met richtlijn, of nog erger: afvinklijstje.
Wie ook flink in status is gedaald, is de professional. In Trouw gaat Denker des Vaderlands, René ten Bos, hier uitvoerig op in: ‘Met de opkomst van het neoliberalisme of het neoconservatisme is hun status gekelderd, en daarmee ook het gezag van hun werk’.
Volgens Ten Bos is een professional iemand die voldoet aan een aantal kenmerken. ‘Een van de belangrijkste is dat er een vocatie is, een innerlijke drijfveer om iets te willen, of, anders gezegd, een overgave aan een hoger doel dat je wilt dienen. Gezondheidszorg, veiligheid, jeugdzorg – noem het doel maar op. Zo’n drijfveer heeft allerlei voordelen, maar kan wel voor een zekere ethische arrogantie zorgen: professionals zijn vaak erg overtuigd van hun eigen gelijk.’
Hier is iets vreemds aan de hand. Ten Bos spreekt over een vocatie, een hoger doel dat professionals willen dienen; Bussemaker stelt dat de professional voldoening haalt uit het afvinken van een lijstje.
Wat is hier gebeurd? Een ander kenmerk van de professional is volgens Ten Bos zijn marktimmuniteit.
Geloofwaardigheidsbarometer
Professionals waren mensen bij wie vroeger het presteren nooit door klanten werd beoordeeld, maar door collega’s die hun sporen in het vak hadden verdiend. Ten Bos: ‘Dat is het laatste decennium compleet veranderd’. Onder meer doordat de patiënt een cliënt werd, die zijn arts wel degelijk beoordeelde op zijn functioneren. Maar ook door de intrede van de manager, die de arts ging controleren, bijvoorbeeld met afvinklijstjes.
Met die manager, stelt Ten Bos, is ook iets opmerkelijks aan de hand. Jaarlijks wordt er in Engeland een Veracity Index opgesteld, een soort geloofwaardigheidsbarometer. Volgens Ten Bos komt daaruit komt naar voren dat professionals als onderwijzer, arts, advocaat, ingenieur nog steeds uitzonderlijk veel vertrouwen genieten. Managers, bestuurders en politici staan helemaal onderaan. Ten Bos: ‘Dat leidt tot de vreemde situatie dat we in onze samenleving mensen die we níet vertrouwen – managers, bestuurders, politici – mensen die we wél vertrouwen laten controleren’.
De moderne professional laat zich kennelijk controleren. Sterker nog, daar haalt hij of zij tegenwoordig haar voldoening uit. Stelt Bussemaker. Zou het echt? Zouden die vroegere professionals elkaar middels afvinklijstjes hebben gecontroleerd? Of maakt Bussemaker een denkfout? En zijn het eerder de bestuurders, de managers die de professionals laten voldoen aan de afvinklijst?
Karretje
Eerst ontnamen we de professional zijn gezag door hem van buiten te gaan controleren door mensen die we niet vertrouwen. Toen knabbelden we verder aan zijn gezag door als assertieve cliënt de professional voor ons eigen karretje te spannen, als bijvoorbeeld ons kind geen wenselijk schooladvies krijgt. En nu geven we hem of haar nog een trap na door te zeggen, dat hij zelf debet is aan de administratieve taken waardoor zijn werkdruk zo gestegen is. Door die administratieve druk is niet zijn vocatie in de knel gekomen, hoe komen we erbij? De professional haalt voldoening uit de afvinklijst.
Arsten en patiënten spreken elkaar taal niet meer. Dat is vast waar, als een patiënt een cliënt wordt, verandert er veel. Maar zeker is ook, dat Bussemaker de taal van de professional niet spreekt. Met het idee dat onderwijzers, artsen, verplegers voldoening halen uit het afvinken van lijstjes degradeert ze de professional. In ieder geval de professional in de oude betekenis van het woord.
Onder de titel ‘Welkom in Bubbelonië’ neemt Peter Henk Steenhuis wekelijks woorden onder de loep. Lees de eerdere columns terug op www.bubbelonie.nl en volg @bubbelonie op Twitter.
Op 4 maart organiseert Welkom in Bubbelonië een dag over taal in het onderwijs. Lees er meer over op deze website.