Aandacht in de zorg is een schaars goedje dat niet te koop is
Peter Henk Steenhuis
BUBBELONIË We trekken ons terug in onze veilige bubbel. Verliezen we het vermogen elkaar te begrijpen en te bereiken? In een serie columns reist journalist Peter Henk Steenhuis langs de grenzen van onze taal op zoek naar de grenzen van onze werelden. Vandaag: aandacht.
Een op de vier jongeren lijdt aan een chronische aandoening. Dat zijn vaak fysieke aandoeningen, zoals astma, maar veel aandoeningen van jongeren hebben een mentale oorzaak. Jeugdarts Wico Mulder zei hier deze week in Trouw over: “Vanaf 14 jaar zou er meer aandacht moeten komen voor het geestelijke.”
Mulder heeft ongetwijfeld gelijk als hij stelt dat bij pubers en adolescenten ziektes vooral psychosociaal zijn en dat ouders, scholen en gezondheidszorg daar nog te weinig aandacht voor hebben. Maar met dat woord ‘aandacht’ is wel iets vreemds aan de hand. Want sinds voetbalcommentator Hugo Borst in 2016 in zijn Manifest Scherp op Ouderenzorg opriep tot “aandacht, aansluiten bij de wens en behoefte van de oudere en het verlichten van eenzaamheid,” lijkt het woord ‘aandacht’ dé toverterm uit de zorg te zijn geworden.
Een paar verkoopkoppen uit artikelen over de zorg: ‘Aandacht voor betekenisvol leven is belangrijk’ schrijft Kennisorganisatie Vilans op haar site. ‘Aandacht = de grote waardebepaler in de zorg!’ stelt het adviesbureau JRM op een van haar blogs. En het trainingsbureau ‘Faktor G’, dat ‘werk van geluk’ maakt, opent zijn site met ‘Zorg met volle aandacht’. Faktor G legt dit ook uit: “Als zorgprofessional sta je vaak onder druk. Dat gaat ten koste van daar waar het jou echt om draait: aandacht voor de patiënt of cliënt. Misschien beleef je daardoor minder plezier aan je werk. Ervaar je minder zingeving uit je werk.”
Als aandacht het panacee van de zorg lijkt te zijn, is het misschien goed te onderzoeken wat het precies is, aandacht.
Verschillende vormen van aandacht
Van voormalig Denker des Vaderlands, René Gude, heb ik geleerd dat er verschillende vormen van aandacht bestaan. Hij onderscheidt ‘admiratie’ en ‘attentie’. Bij ‘admiratie’ ga je op in je omgeving, zoals je aandachtig een zonsondergang kunt ondergaan. Gude noemt ‘attentie’ actieve aandacht.
In de zorg wordt, lijkt mij, de tweede vorm gevraagd: de attentie, de actieve aandacht voor de patiënt, waar geen tijd meer voor zou zijn. Ware er meer tijd, dan zou de patiënt weer de aandacht kunnen krijgen die hij/zij verdient, waardoor het verplegend personeel zin in hun werk terugvindt, want verpleegkundigen zijn uiteindelijk toch de zorg ingegaan om aandacht aan de patiënt te kunnen geven.
Ik vermoed dat het iets ingewikkelder ligt. Gude vergelijkt die actieve vorm van aandacht met panters: zij zijn er geweldig goed in, heel even, want aandacht is vermoeiend. Zij richten zich op een mogelijke prooi, maar als die niet komt, “geven zij die ingespannen aandacht weer op. Zij houden het ook niet eindeloos vol. Dan ontspannen ze weer, en laten zich terugzakken in een “ambient awareness, een passievere openstelling voor mijn omgeving”.
Kunnen wij, mensen, die vorm van aandacht opbrengen? Gude antwoordt daar stellig en ontkennend op: “Nee, wij zijn daar veel te ongeduldig voor geworden.”
Haast
Ik vraag me af of al die aandacht voor het woord ‘aandacht’ ook echt de zorg ten goede komt. Berucht zijn de voorbeelden over de haast waarmee steunkousen en oogdruppels gegeven moeten worden. Natuurlijk zou het beter zijn voor verpleegkundigen en patiënten als hier meer tijd voor zou komen.
Maar in de zorg functioneert het woord ‘aandacht’ nu vaak als een antidotum voor al het ellendigs dat de neoliberale samenleving ons heeft aangedaan: marktwerking, toegenomen werkdruk, personeelstekort. Is dat terecht? Is het niet naïef te denken dat wij, bij gunstige omstandigheden, die aandacht onmiddellijk voldoende zouden kunnen opbrengen? Ik weet niet hoe het u vergaat, maar mijn aandachtsspanne is niet langer geworden afgelopen jaren. En als ik naar jongeren kijk, heb ik het vermoeden dat voor hen iets vergelijkbaars geldt.
Aandacht wordt wel een hedendaagse deugd genoemd. En een deugd is een houding, waarin we ons kunnen trainen. Aandachtigheid komt niet tot stand door wat extra tijd te hebben voor het aantrekken van steunkousen. Aandachtigheid vergt oefening en komt tot stand door geleidelijke vorming. Dat geldt voor ouders, docenten, en voor medewerkers in de jeugdzorg. Als we deze aandachtigheid niet oefenen, bijvoorbeeld tijdens de opleiding, zal aandacht altijd een schaars goedje blijven, waar onze jongeren vanaf 14 jaar te weinig van blijven krijgen.
Onder de titel ‘Welkom in Bubbelonië’ neemt Peter Henk Steenhuis wekelijks woorden onder de loep. Lees de eerdere columns terug op www.bubbelonie.nl en volg @bubbelonie op Twitter. Op 7 juni organiseert Welkom in Bubbelonië een dag voor de sociale partners. Bent u erbij?